8
– Nederlands
NL
3.
2 –
ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
Let op!
– Een verkeerd uitgevoerde aansluiting kan storingen of een gevaarlijke
situatie veroorzaken.
–
Bij het uitvoeren van de elektrische aansluitingen dient u een omnipolaire ont-
koppelingsinrichting van het elektriciteitsnet te gebruiken waarvan de contac-
ten tenminste 3 mm uit elkaar staan (bijvoorbeeld: scheidingsschakelaar, stek-
ker en stopcontact, etc.). De aansluitingsinrichtingen worden niet met het pro-
duct meegeleverd.
–
Houd u nauwgezet aan de aanwijzingen voor de aansluitingen zoals die voor-
zien zijn; waag u in geval van twijfel niet aan experimenten, maar raadpleeg de
daarvoor bestemde gespecificeerde technische bladen die ook op de site
www.niceforyou.com
beschikbaar zijn.
Voor de aansluitingen gelieve u het bedradingsschema op
afb. 8
te raadple-
gen. De kabel voor de elektrische aansluitingen van de buismotor heeft binnen-
in 4 draden:
– bruine kleur:
= elektrische fase voor omhoog;
– zwarte kleur:
= elektrische fase voor omlaag;
– blauwe kleur:
= Gemeenschappelijk (gewoonlijke aangesloten op de Nulleider);
– groen-gele kleur:
= Aarde (equipotentiaalverbinding ter beveiliging).
Nadat u een en ander aangesloten hebt dient u de manoeuvres omhoog en
omlaag van het rolluik, zonnewering e.d, te controleren. Omdat dit op dit punt
afhangt van de kant waar de motor in de buis geplaatst is, kunt u zo nodig de
richting van de twee manoeuvres wijzigen door de twee draden
bruin
en
zwart
om te wisselen (de twee elektrische fasen van de motor zijn volledig onderling
uitwisselbaar omdat elk daarvan de motor in een richting doet draaien).
4.
1 –
AANVEBEVELINGEN BIJ HET PROGRAMMEREN
• Signaleringen door de motor
–
De motor voert 1 zeer korte onderbreking aan het begin van de
manoeuvre uit en beweegt daarna opnieuw
=
er is slechts 1 eindpositie in
het geheugen opgeslagen
–
De motor voert 2 zeer korte onderbrekingen aan het begin van de
manoeuvre uit en beweegt daarna opnieuw
=
er is geen enkele eindpositie
in het geheugen opgeslagen.
–
Wanneer de instructietoets (modus “Er is iemand aanwezig”) ingedrukt
blijft, komt de motor in beweging, maar kort daarna wordt de manoeuvre
onderbroken zonder die te beëindigen
=
de buismotor is in de modus
“noodstop” gekomen en het is raadzaam tussenkomst van een gespecialiseer-
de technicus in te roepen om de storing te verhelpen.
4.
2 –
PROGRAMMEREN VAN DE EINDPOSITIES
De eindstanden “
0
” e “
1
” (
afb. 9
) zijn de basisstanden die het oprolbare ele-
ment aanneemt aan het einde van de manoeuvre Omhoog (“
0
”) of aan het ein-
de van de manoeuvre Omlaag (“
1
”).
N.B.
– Zolang er geen geldige standen “
0
” en “
1
” in het geheugen van To-Max
zijn opgeslagen, kunnen de manoeuvres alleen in de modus “iemand aanwe-
zig”plaatsvinden, dat wil zeggen door de toets van de zender ingedrukt te hou-
den zolang de manoeuvre duurt.
Programmering van de standen van deze eindstanden kan op drie verschillen-
de manieren gebeuren. De juiste keuze moet worden gemaakt op basis van de
vraag of er op het oprolbare element al dan niet inrichtingen aanwezig zijn die
de loop daarvan beperken en “blokkeren”. Bij rolluiken bijvoorbeeld zijn dit de
“doppen” van de eindstand Omhoog, die de maximale opening van het rolluik
vaststellen en/of de “anti-inbraakveren” die beletten dat het rolluik handmatig
kan worden opgetild wanneer dit helemaal dicht is.
Dus in functie van het al dan niet aanwezig zijn van deze mechanische beper-
kingen van de loop van het rolluik (doppen en/of veren) kan programmering van
de standen “
0
” en “
1
” worden uitgevoerd waarbij u een van de 3 onderstaande
procedures kiest.
M
TO-MAX
COM
FU
S
E
L
N
8
PROGRAMMEREN
4