66
2.4) Opmerkingen ten aanzien van de aansluitingen:
Het merendeel van de aansluitingen is uiterst eenvoudig, voor een
groot deel betreft het rechtstreekse aansluitingen op één enkele
gebruikspunt of contact, andere daarentegen hebben een iets com-
plexere aansluiting. Een nadere beschrijving verdient de uitgang
“Fototest”, dit is een uitstekende oplossing ten aanzien van de
betrouwbaarheid van de veiligheidsinrichtingen waardoor, voor wat
betreft de combinatie besturingseenheid en veiligheidsfotocellen,
"categorie 2" volgens de norm UNI EN 954-1 (uitgave 12/1998)
behaald kan worden. Telkens wanneer er een manoeuvre van start
gaat, worden alle veiligheids-inrichtingen in kwestie gecontroleerd en
alleen als de test een positief resultaat geeft, gaat de manoeuvre van
start. Als de test daarentegen geen positief resultaat heeft (kortslui-
ting kabels etc.) wordt de storing gedetecteerd en de manoeuvre
niet uitgevoerd. Dit alles is mogelijk door een configuratie in de aan-
sluitingen van de veiligheidsinrichtingen toe te passen waarbij de
stroomtoevoer van de zenders van de fotocellen op de klemmetjes
8-9 aangesloten wordt, terwijl de stroomtoevoer van de ontvangers
op de uitgang van de neveninrichtingen (klemmetjes 13-14) opge-
nomen wordt. Wanneer er een bedieningsopdracht voor een
manoeuvre gegeven wordt, wordt er eerst nagegaan of alle ontvan-
gers die met deze manoeuvre van doen hebben, hun ok geven;
daarna wordt de stroomvoorziening naar de zenders onderbroken
en wordt vervolgens gecontroleerd of alle ontvangers dit feit signale-
ren door hun ok in te trekken; tenslotte wordt de uitgang fototest
opnieuw geactiveerd en wordt opnieuw gecontroleerd of alle ontvan-
ger hun ok geven. Het is raadzaam het synchronisme te activeren
door de bruggetjes op de zenders te doorbreken; dit is de enige
methode om ervoor te zorgen dat er tussen de twee stellen fotocellen
geen interferentie plaats vindt. Controleer in de handleiding van de
fotocellen de aanwijzingen voor gesynchroniseerde werking. Indien
een ingang FOTO niet wordt gebruikt (bijvoorbeeld FOTO2) en u toch
de functie fototest wilt, dient u een bruggetje aan te brengen tussen
de niet gebruikte ingang en het klemmetje 9 van de uitgang fototest.
TX
FOTO 2
(kaart PIU)
8
TX
FOTO
9
RX
RX
14
13
15
PIU (10)
18
Nadat de aansluitingen van de motor en de verschillende accessoires
tot stand zijn gekomen kunt u tot de eindtest van de installatie overgaan.
LET OP: Bij het uitvoeren van onderstaande handelingen
werkt u met onder spanning staande circuits. Op het meren-
deel van de circuits staat laagspanning en daar bestaat dus
geen gevaar, maar op sommige delen staat de spanning van
het elektriciteitsnet, die dus UITERST GEVAARLIJK zijn! Let
heel goed op wat u doet en WERK NOOIT ALLEEN!
Het is raadzaam met deze test te beginnen terwijl de besturingseen-
heid in “handbediende modus” staat en alle functies gedeactiveerd
zijn (dipschakelaar Off); bij eventuele problemen stopt bij handbe-
diende modus de motor onmiddellijk wanneer de bedieningstoets
los gelaten wordt. Controleer ook dat alle afstellingstrimmers op het
minimum staan (tegen de wijzers van de klok in gedraaid); alleen de
trimmer “KRACHT” kan op het maximum gezet worden.
A) Ontgrendel de poort, breng hem halverwege en vergrendel hem
dan, op deze manier kan de poort vrijelijk bewegen, zowel bij
opening als bij sluiting.
B) Controleer of u op het klemmenbord links van de magneetther-
mische overbelastingsbeveiliging een juiste spanning van de
stroomtoevoer hebt geselecteerd.
C) Zet de besturingseenheid onder spanning en controleer meteern
dat er tussen de klemmetjes 13-14 en tussen de klemmetjes 8-9
een spanning van 24 Vac staat.
Zodra de besturingseenheid onder spanning komt te staan, moeten
de controlelampjes (LEDLAMPJES) die zich op de actieve ingangen
bevinden, gaan branden; bovendien moet binnen enkele ogenblik-
ken het ledlampje “OK” regelmatig beginnen te knipperen.
Als dit allemaal niet gebeurt, dient u onmiddellijk de stroomvoorzie-
ning te onderbreken en de aansluitingen zorgvuldiger te controleren.
Het ledlampje “OK” in het midden van de kaart heeft tot taak de sta-
tus van de interne logica aan te geven: regelmatig knipperen met een
ritme van 1 seconde geeft aan dat de interne microprocessor actief
is en op instructies wacht. Wanneer de micro-processor daarente-
gen een wijziging in de status van een ingang (zowel instructie-
ingang als dipschakelaar van de functies) herkent, heeft dit een dub-
bele snelle knippering ten gevolge, ook als de wijziging geen onmid-
dellijke gevolgen heeft. Zeer snelle knipperingen gedurende 3 secon-
den geeft aan dat de besturingseenheid ojuist onder spanning gezet
is en een test op de interne delen aan het uitvoeren is; tenslotte
geven onregelmatige en niet-constante knipperingen aan dat de test
niet tot een goed einde is gekomen en dat er dus een storing is.
D) Vergewis u er nu van dat de ledlampjes horende bij de ingangen
met contacten van het type NC branden (alle veiligheidsinrichtin-
gen actief) en dat de ledlampjes behorende bij de ingangen van
het type NO uit zijn (geen enkele bedieningsopdracht aanwezig);
indien dit niet het geval is dient u te controleren of de verschillen-
de inrichtingen correct zijn aangesloten en goed werken.
E) Controleer of alle veiligheidsinrichtingen van de installatie (nood-
stop, fotocellen, pneumatische randen etc.) goed werken, telkens
wanneer die in werking treden, moeten de desbetreffende led-
lampjes STOP of FOTO uitgaan.
F) Controleer de juiste aansluiting van de eindschakelaars; verplaats
de poort en controleer of wanneer u het gewenste punt hebt
bereikt, de eind-schakelaar in kwestie in werking treedt en het
overeenkomstige ledlampje op de besturingseenheid uit gaat.
G) Nu dient u te verifiëren of de manoeuvre in de juiste richting plaats
vindt, d.w.z. te controleren of de door de besturingseenheid
doorgegeven manoeuvre overeenkomt met de daadwerkelijk
door de vleugels uitgevoerde manoeuvre. Deze controle is van
fundamenteel belang; als de richting in bepaalde gevallen niet
juist is (bijvoorbeeld in de semi-automatische modus), zou het
automatisme schijnbaar regelmatig functioneren; de cyclus OPE-
NING is immers gelijk aan de cyclus SLUITING met dat funda-
mentele verschil echter dat de veiligheidsinrichtingen genegeerd
zullen worden bij de sluitingsmanoeuvre - die normaal gesproken
!
3) Eindtest:
4