5 NL
WERKING OP GROTE HOOGTE
Op grote hoogte (in de bergen bv) is het melange benzine / lucht
van de carburator erg rijk.
Dit heeft een vermindering van het prestatievermogen van de motor
en een verhoging van het benzineverbruik ten gevolge.
In geval van gebruik van de machine op een hoogte hoger dan
1 800 m boven het zeeniveau, moet men een sproeier met een
kleinere diameter in de carburator plaatsen en de schroef die de
viskositeit regelt, afstellen. Deze veranderingen kunnen uitsluitend
door uw Honda dealer verricht worden.
Men moet er echter rekening mee houden dat ondanks het
aanpassen van de benzinetoevoer, het vermogen van de motor
iedere 300 meter die men stijgt, 3.5 % vermindert.
STROOMAGGREGAAT
GEBRUIKEN
Honda stroomaggregaat is een betrouwbaar
apparaat. Het garanderen van de veiligheid van
zijn gebruikers stond tijdens zijn ontwerpfaze
op de allereerste plaats. Dankzij zijn hulp wordt alles makkelijker,
thuis en op het werk. Maar het kan ook een potentieel
elektrokutiegevaar vormen indien de in dit hoofdstuk gegeven
gebruiksinstrukties niet in acht genomen worden.
De generator produceert genoeg
elektrische stroom welke een
ernstige schok of elektrocutie kan
veroorzaken bij misbruik. Zorg
ervoor dat de generator is
geaard [1] wanneer een apparaat
is aangesloten met een steker
voorzien van rand-aarde.
Het aarden van de generator met
de grond dient te worden
aangesloten gebruikmakend van
een koperen kabel met dezelfde
of grotere diameter als de
diameter van het snoer van het aangesloten apparaat.
Gebruik verlengsnoeren met rand-aarde wanneer het aangesloten
apparaat rand-aarde vereist.
Voor het identificeren van rand-aarde van een steker, zie
aansluitingen
blz 6
.
Sluit een aardlekschakelaar met overbelastingveiligheid van 30 mA
aardlek detective en een afschakelwaarde van minder dan 0,4
seconde wanneer meer dan 30 A stroom wordt afgenomen
gebruikmakend van twee of meer toestellen.
Volg de instructies van de leverancier van de aardlekschakelaar
met overbelastingveiligheid (RCBO) voor gebruik.
• Aansluitingen voor een noodstroomvoorziening voor de
elektrische installatie van een gebouw dienen door een
erkende elektricien aangebracht worden en dienen in
overeenstemming te zijn met de geldende wettelijke
voorschriften. Bij onjuiste installatie bestaat de mogelijkheid
dat er stroom wordt afgegeven naar het electriciteitsnet.
Hierdoor bestaat de kans dat mensen die werkzaamheden
uitvoeren aan het net geelektrocuteerd worden en kan de
generator, wanneer er weer spanning op het net gezet wordt,
exploderen, branden, of brand veroorzaken in de elekrische
installatie van het gebouw. Raadpleeg voorafgaand van een
noodstroomvoorziening in een gebouw het nutsbedrijf of
een gekwalificeerde elektricien.
• Geen enkel apparaat aansluiten zzolang het
stroomaggregaat nog niet gestart is.
• Niet de interne bedrading van het aggregaat veranderen.
• Niet de motorafstellingen wijzigen. De frekwentie en de
spanning van de stroom die het aggregaat afgeeft staan in
direkt verband met de draaisnelheid: deze afstellingen
worden in de fabriek verricht.
• Slechts in goede staat verkerende apparaten aansluiten: de
meeste draagbare elektrische werktuigen zijn Klasse II
(dubbele isolering). In geval van gebruik van een apparaat
dat niet met deze klasse overeenkomt (metaalachtige
omhulsels o.a.) moet men deze aansluiten met een 3-aderige
kabel (met aardedraad) teneinde het potentieel van de
massa’s veilig te stellen in geval van elektrische storing.
• Slechts apparaten aansluiten waarvan de op hun type plaatje
aangegeven spanning overeenkomt met de spanning die
door het stroomaggregaat wordt afgegeven.
• In verband met de optredende mechanische krachten dienen
alleen zware rubberen verlengsnoeren (volgens IEC 245-4) of
vergelijkbaar te worden gebruikt.
• De stroomaggregaat voldoet aan beschermingsmaatregel
"elektrische scheiding met potentiaalvereffening" als
bepaald in IEC 60340-4-41: dec 2005 §413.
(en VDE0100 deel 728)
- Het gebruikte regime is IT
- met nulgeleider N (voor 3-fasenmachine) en
- niet met de aarde verbonden potentiaal-
vereffeningsleiding PE, waarmee alle aanraakbare delen
van de stroomaggregaat verbonden zijn.
- Het aarden van de stroomaggregaat is voor de juiste
werking van deze beschermingsmaatregel niet nodig.
- Sluit uitsluitend toestellen in goede staat op het net aan; de
meeste draagbare elektrische gereedschappen behoren
tot klasse II (dubbele isolatie). Werktuigen die niet volgens
deze norm vervaardigd zijn (elektrische gereedschappen
met metalen behuizing) moeten met een drie-aderige kabel
op het net worden aangesloten
(potentiaalsvereffeningsleider PE).
- Moet de nulgeleider niettemin op de aarde worden
aangesloten mag dat alleen door een erkend elektricien
worden gedaan waarbij de voorgeschreven aanvullende
beveiligingen samen met de nieuwe
beschermingsmaatregel aangehouden moeten worden
(zie IEC 364-4-41).
• De elektrische verlengsnoeren moeten met zorg worden
uitgezocht, geinstalleerd en onderhouden. In goede staat
verkerend isolatiemateriaal verzekert de gebruiker van een
veilig gebruik. De kabels moeten regelmatig worden
nagekeken. In geval van beschadigingen moeten ze worden
vervangen en niet gerepareerd. De lengte en doorsnede van
de verlengsnoeren aanpassen aan de te verrichte
werkzaamheden (zie onderstaande tabel voor specificaties).
• Waarde voor een toelaatbare spanningsval op de leiding van
7 V en een toelaatbare stroom van 7 A per mm
2
kabeldiameter:
- omgevingstemperatuur: 20° C,
- rol de kabel helemaal uit om beschadiging van de
isolatiemantel door oververhitting te voorkomen,
- neem strikt de instructies van de kabelfabrikant in acht.
[2]
Aansluiten met één Aardlekschakelaar
met overbelastingveiligheid (RCBO)
[4]
Stroomaggregaat
[3]
Aansluiten met twee Aardlekschakelaar
met overbelastingveiligheid (RCBO)
[5]
Toestellen
VEILIGHEID
10
9
8
[1]
RCBO
RCBO
RCBO
[2]
[3]
[4]
[4]
[5]
[5]
Kabel
(mm
2
)
Maximale
lengte
(m)
Stromsterkte
(A)
Eenfazig
(kW)
(Cos
= 1)
3-fazig
(kW)
(Cos
= 0,8)
1,5
25
10
2,3
5,5
2,5
40
16
3,7
8,8
4
60
28
6,5
15,5
OM ECM2800-ECMT7000_NL.fm Page 5 Jeudi, 1. mars 2012 11:05 11