68
Bij de batterijhouder (bestelnr. 83 22 237):
Alkalinebatterijen, resp. NiMH-accu's vervangen. Let op de polariteit.
Bij de NiMH-voedingT4 (type HBT 0000) / T4 HC (type HBT 0100):
Voeding compleet vervangen.
Voeding in het apparaat zetten en schroef vastdraaien, het apparaat wordt
automatisch ingeschakeld.
Apparaat met NiMH-voeding T4 (type HBT 0000) /
T4 HC (type HBT 0100) opladen
Ook bij een niet-gebruikt apparaat is het raadzaam het apparaat in de
laadconsole te bewaren!
Plaats het uitgeschakelde apparaat in de laadconsole.
–
LED-weergave op de laadconsole:
Om de accu’s te ontzien wordt alleen in het temperatuurbereik van 5 tot 35 °C
opgeladen. Bij het verlaten van dit temperatuurbereik wordt het opladen
automatisch onderbroken en na terugkeer in het temperatuurbereik automatisch
WAARSCHUWING
Explosiegevaar!
De Dräger X-am 5600 mag alleen met de batterijhouder ABT 0100 (X-am 5600),
gemarkeerd met zilveren sticker, worden gebruikt.
WAARSCHUWING
Explosiegevaar!
Het gasmeetinstrument mag alleen met de batterijhouder ABT 0100 worden
gebruikt.
WAARSCHUWING
Explosiegevaar! Om het risico op ontbranding van brandbare of explosieve
atmosferen te verminderen, de volgende waarschuwingen en
gevaaraanduidingen strikt opvolgen:
Niet ondergronds of in explosiegevaarlijke gebieden opladen!
De opladers zijn niet volgens de richtlijnen voor mijngas en explosieveiligheid
gebouwd.
NiMH-voeding T4 (type HBT 0000) of T4 HC (type HBT 0100) met
bijbehorende Dräger-oplader opladen. Omgevingstemperatuur tijdens het
opladen: 0 tot +40 °C.
Laden
Storing
Vol
voortgezet. De laadtijd bedraagt meestal 4 uur. Een nieuwe NiMH-voeding
bereikt na drie volledige laad- / ontlaadcycli de volle capaciteit. Apparaat nooit
voor lange tijd (maximaal 2 maanden) opslaan zonder voeding omdat dan de
ingebouwde bufferbatterij leeg raakt.
Handmatige functietest (bumptest) uitvoeren
Testgascilinder voorbereiden; daarbij moet de flow 0,5 l/min bedragen en
de gasconcentratie hoger zijn dan de te testen alarmgrensconcentratie.
Testgascilinder verbonden met de kalibratiecradle (bestelnr. 83 18 752).
Apparaat inschakelen en in de kalibratiecradle plaatsen – omlaag drukken
totdat het vastklikt.
Open de klep van de testgascilinder, zodat gas langs de sensoren stroomt.
Wachten totdat het apparaat de testgasconcentratie met voldoende
tolerantie weergeeft: bijv.
IR Ex: ±20 % van de testgasconcentratie
1)
IR CO
2
: ±20 % der testgasconcentratie
1)
O
2
: ±0,6 Vol.-%
1)
TOX: ±20 % der testgasconcentratie
1)
–
Afhankelijk van de testgasconcentratie toont het apparaat bij overschrijding
van de alarmgrenzen de gasconcentratie afwisselend met
»A1«
of
»A2«
aan.
Sluit de klep van de testgascilinder en verwijder het apparaat uit de
kalibratiecradle.
AANWIJZING
Bij een handmatige functiecontrole dient rekening te worden gehouden met de
invloed van de H
2
-verrekening!
AANWIJZING
Een eventueel geactiveerde H
2
-verrekening wordt automatisch tijdens een
handmatige kalibratie, een PC kalibratie of een automatische bumptest voor de
betreffende duur tijdelijk gedeactiveerd.
AANWIJZING
De automatische functiecontrole met het Bump Test Station is beschreven in de
gebruiksaanwijzing van het Bump Test Station en in het Technische Handboek.
VOORZICHTIG
Gevaar voor de gezondheid! Adem het testgas nooit in.
Gevareninstructies in de bijbehorende veiligheidsinformatiebladen opvolgen.
1)
Bij opgave van het Dräger-menggas (bestelnr. 68 11 132) moeten de weergaven in dit bereik
liggen.