NEDERLANDS
360
6.5.2
RT: instelling van de draairichting
Als de draairichting van de elektropomp niet correct is, is het mogelijk deze om te keren door deze parameter te
veranderen. Als u binnen dit menupunt op de en – drukt worden de twee mogelijke toestanden “0” of
“1” weergegeven en geactiveerd. De opeenvolging van de fasen wordt in het display in de commentaarregel
getoond. De functie is ook actief bij werkende motor.
In het geval dat het niet mogelijk is de draairichting van de motor te observeren, gaat u als volgt te werk:
o
Open een gebruiker en observeer de frequentie.
o
Zonder de afgenomen vloeistofhoeveelheid te veranderen, de parameter RT veranderen en de
frequentie FR nogmaals observeren..
o
De correcte waarde voor parameter RT is die waarvoor, bij gelijke afgenomen vloeistofhoeveelheid, de
laagste frequentie FR vereist wordt.
LET OP: bij sommige elektropompen kan het gebeuren dat de frequentie in deze twee gevallen niet veel
verschilt, zodat het dus moeilijk is om te begrijpen wat de juiste draairichting is. In dergelijke gevallen kunt u de
hierboven beschreven test herhalen, maar in plaats van de frequentie proberen om de opgenomen fasestroom
te observeren (parameter C1 in het menu gebruiker). De correcte waarde voor parameter RT is die waarvoor,
bij gelijke afgenomen hoeveelheid, de laagste fasestroom C1 vereist wordt.
6.5.3
FN: instelling van de nominale frequentie
Deze parameter definieert de nominale frequentie van de elektropomp en kan worden ingesteld tussen een
minimum van 50 [Hz] en een maximum van 200 [Hz].
Met de toetsen “+” of “-” selecteert u de gewenste frequentie startend bij 50 [Hz].
De waarden 50 en 60 [Hz] komen het meest voor en hebben een selectieprivilege: bij het instellen van een
willekeurige frequentiewaarde zal het stijgen of dalen van de waarde stoppen wanneer men bij 50 of 60 [Hz]
komt; om een andere frequentie in te stellen dan één van deze twee waarden dient u iedere druktoets los te
laten en tenminste 3 seconden op de toets "+" of "-" te drukken.
OPMERKING: bij de eerste start en bij herstel van de fabriekswaarden
FN is de parameter ingesteld op 50 [Hz]
en is het noodzakelijk de correcte, op de pomp vermelde waarde in te stellen.
Iedere wijziging van FN wordt opgevat als een systeemverandering, zodat FS, FL en FP automatisch zullen
worden aangepast op grond van de ingestelde FN. Bij iedere verandering van FN dient u te controleren of FS,
FL, FP geen ongewenste herdimensionering hebben ondergaan.
6.5.4 OD:
Installatietype
Mogelijke waarden 1 en 2, deze waarden verwijzen naar starre installatie en elastische installatie.
De inverter is bij het verlaten van de fabriek ingesteld op modus 1, een instelling die geschikt is voor de meeste
installaties. Bij aanwezigheid van drukschommelingen die niet gestabiliseerd kunnen worden via de parameters
GI en GP, schakelt u om naar de modus 2.
BELANGRIJK:
in de twee configuraties veranderen ook de waarden van de instelparameters
GP
en
GI
.
Bovendien zitten de waarden van GP en GI indien ingesteld in modus 1 in een ander geheugen
dan de waarden van GP en GI indien ingesteld in modus 2. Zodat, bijvoorbeeld de waarde van
GP van de modus 1, wanneer men overgaat naar de modus 2, wordt vervangen door de
waarde van GP van de modus 2; de waarde wordt echter bewaard en u vindt hem terug bij
terugkeer naar de modus 1. De waarde die op het display hetzelfde is, heeft in de ene dan wel
de andere modus een ander gewicht, omdat het besturingsalgoritme anders is.
6.5.5
RP: Instelling van de drukvermindering voor herstart
Dit is de drukval ten opzichte van de waarde van SP die de herstart van de pomp veroorzaakt.
Als de setpoint druk bijvoorbeeld 3,0 [bar] bedraagt en RP 0,5 [bar] is, vindt herstart plaats bij 2,5 [bar].
Normaal kan RP van een minimum van 0,1 tot een maximum van 5 [bar] worden ingesteld. Bij bijzondere
omstandigheden (bijvoorbeeld in het geval van een setpoint dat lager is dan RP zelf), kan de waarde
automatisch beperkt worden.
Om het de gebruiker gemakkelijker te maken verschijnt op de pagina voor instelling van RP onder het symbool
RP ook de effectieve herstartdruk (gemarkeerd), zie Afbeelding 13.
Summary of Contents for MCE-30/P
Page 278: ...274 1 276 2 279 3 280 4 282 5 283 6 4 20 284 7 285 8 286 9 287 10 290 11 290 12 292...
Page 279: ...275 IEC 60634...
Page 280: ...276 1 6 MCE 55 P e MCE 30 P 1 1 1...
Page 282: ...278 2 5 2 1 2 1 2 2 1 1 2 1 2 L L L 2 2 4 15...
Page 283: ...279 2 2 2 1 2 2 1 1 4 3 1 RST 2 2 4 3 1 8 3 3...
Page 284: ...280 AS 3 3 2 2 1 2 4 3 1 UVW 4 2 4 3 50 60 200 1...
Page 286: ...282 4 2 2 3 Press e Flow 5 A B C D d1 d2...
Page 291: ...287 3 9 64 X 128 4 MODE SET 10 7 MODE 1 SET 7 3 EEprom SET 6 SET MODE...
Page 292: ...288 3 1 9 3 2 1 2 3 2 1 MODE SET MODE 8 2 2 5 5 5 2 2 8...
Page 294: ...290 3 2 2 11 SET 10 15 12 11...
Page 296: ...292 12 11 13 GO SB...
Page 297: ...293 4 4 1 Link 8 4 2 4 2 1 Link 2 Link 5...
Page 300: ...296 4 3 1 2 1 4 3 1 3 SET MODE LA RC FN MS FS FL AC AE O1 1 O2 2 4 4 ET 6 6 9 FL...
Page 326: ...322 BL 10 6 24 24 30 LP 295 348 HP OT TE 100 C 85 C OB BT 120 C 100 C OC 10 6 OF 10 6 29...
Page 327: ...323 8 8 1 PMW 4 2 8 2 8 3 8 3 SET EE EEprom FLASH...
Page 494: ...490 1 492 2 495 3 496 4 498 5 499 6 4 20 mA 500 7 501 8 502 9 503 10 506 11 506 12 508 13 523...
Page 495: ...491 IEC 364 inverter...
Page 496: ...492 1 Inverter inverter inverter 6 inverter MCE 55 P MCE 30 P 1 1 1...
Page 502: ...498 4 2 2 3 Press Flow 5 A B C D d1 d2...
Page 507: ...503 3 9 oled 64 X 128 4 MODE SET 9 inverter 7 MODE 1 SET 7 3 EEprom SET 6 SET MODE...
Page 508: ...504 3 1 9 3 2 1 2 3 2 1 MODE SET Setpoint MODE 8 ONOMA TOY MENOY 2 Setpoint 2 5 5 5 2 2 8...
Page 512: ...508 12 11 12 GO SB FAULT...
Page 543: ...539 8 8 1 PMW 4 2 8 2 inverter 8 3 8 3 inverter SET EEPROM FLASH setpoint...
Page 599: ...595...