NEDERLANDS
43
7.3
Vermijden dat de metalen leidingen overmatige krachten aan de pompopeningen doorgeven om
geen vervorming of breuken te laten ontstaan. Fig. C. Uitzettingen door het thermische effect van
de leidingen moet gecompenseerd worden door geschikte maatregelen om de pomp zelf niet te
belasten. De flenzen van de leidingen moeten parallel lopen met die van de pomp
7.4
Om het lawaai tot een minimum te beperken raadt men aan trillingvrije koppelingen op de aan- en
afvoerbuizen te monteren alsook tussen de poten van de motor en de fundering.
7.5
Het is altijd een goede regel de pomp zo dicht mogelijk bij de op te pompen vloeistof te plaatsen.
De leidingen mogen nooit een kleinere interne diameter hebben dan die van de openingen van de
electropomp. Als de zuighamer negatief is, is het noodzakelijk in de zuiging een bodemventiel te
installeren met geschikte eigenschappen. Fig. D. Voor een zuigdiepte van meer dan 4 meter of bij
lange horizontale leidingen is het gebruik van een zuigleiding met een grotere diameter dan die
van de zuigopening van de electropomp aan te raden.
Onregelmatige overgangen tussen de diameters van de leidingen en nauwe bochten verhogen het
vervalverlies enorm. De eventuele overgang van een leiding met een kleine diameter naar één met
een grotere diameter moet trapsgewijs verlopen. Gewoonlijk moet de lengte van de
overgangskegel 5÷7 van het verschil in diameters bedragen.
Zorgvuldig controleren of de koppelingen van de zuigleiding geen luchtinfiltratie mogelijk maken.
Controleren of de pakkingen tussen de flens en de contraflens goed centraal zitten, zodat deze
geen weerstand bieden aan de stroom in de leiding. Om te vermijden dat zich luchtzakken in de
zuigleiding vormen voor een lichte positieve helling van de zuigleiding naar de electropomp
zorgen. Fig. D.
In geval van installatie van meerdere pompen moet iedere pomp een eigen zuigleiding hebben;
uitgezonderd alleen de reservepomp (indien voorzien), die alleen in geval van mankementen aan
de hoofdpomp de werking van één enkele pomp per zuigleiding verzekert door in werking te
treden
7.6
Vóór en achter de pomp moeten sluitventielen gemonteerd zijn, zodat vermeden wordt de
installatie te moeten legen in geval van onderhoud op de pomp.
7.7
Men moet de pomp niet laten functioneren met dichte sluitventielen, gezien men in
deze omstandigheden een verhoging van de vloeistoftemperatuur en de vorming van
stoomdruppels binnen de pomp zou krijgen en daardoor mechanische schade.
In geval deze mogelijkheid zou bestaan voor een by-pass circuit of een
ontlastingsmechanisme zorgen, dat naar een opvangstank voor de vloeistof voert.
7.8
Om een goede functionering en het hoogste rendement van de electropomp te garanderen moet
men het niveau van de N.P.S.H. (Net Positive Suction Head, d.w.z. netto zuiglast) van de
betreffende pomp kennen om het zuigniveau Z1 te bepalen. De krommes met betrekking tot de
N.P.S.H. van de verschillende pompen zijn weergegeven op bladz. 97-98-99. Deze berekening is
belangrijk, opdat de pomp op de juiste manier kan werken, zonder dat zich cavitatieverschijnselen
voordoen, die zich voordoen, als bij de ingang van het rad de absolute druk tot dergelijke waarden
zakt, dat de vorming van stoomdruppels binnen de vloeistof mogelijk wordt, waardoor de pomp
onregelmatig werkt met een daling van de pershoogte. De pomp mag niet met cavitatie werken,
omdat dit onherstelbare schade aan het rad veroorzaakt en ook een enorm lawaai voortbrengt, dat
lijkt op metalen gehamer.
Om het zuigniveau Z1 te bepalen moet men de volgende formule toepassen:
Z1 = pb – verlangde N.P.S.H. – Hr – juiste pV
waar:
Z1
= nivo verschil in meters tussen de as van de elektropomp opzuig mond en het vrij oppervlak
van de op te pompen vloeistof.
Pb
= barometrische druk in mca volgens de installatie plaats(afb.3 bladz 96)
NPSH
= netto gewicht bij opzuiging volgens het werkpunt (afb. 5-6-7 bladz 97-98-99)
Hr
= gewicht verlies in meters op de hele opzuig buis (buis – bochten – bodem kleppen)
pV
= vloeistof stoomdruk in meters volgens de temperatuur in C° (zie afb.4 bladz. 96)
Voorbeeld 1 :installatie op zeespiegel en vloeistof op t= 20°C
aangevraagde N.P.S.H.:
3,25 m
pb :
10,33 mca (afb.3 bladz. 96)
Hr: 2,04
m
t: 20°C
pV:
0,22 m (afb.4 bladz. 96)
Z1
10,33 – 3,25 – 2,04 – 0,22 = 4,82 circa
Summary of Contents for KV 10/2
Page 2: ......
Page 101: ...96 ...
Page 102: ...97 ...
Page 103: ...98 ...
Page 104: ...99 ...
Page 107: ...102 KV 6 7 M KV 10 4 M KV 10 5 M KV 3 7 T KV 3 10 T KV 6 7 T KV 10 4 T KV 10 5 T ...
Page 108: ...103 KV 32 2 T KV 32 3 T KV 32 4 T KV 32 5 T KV 32 6 T KV 32 7 T KV 32 8 T ...
Page 109: ...104 KV 40 2 T KV 40 3 T KV 40 4 T KV 40 5 T KV 40 6 T KV 40 7 T KV 40 8 T ...
Page 110: ...105 KV 50 2 T KV 50 3 T KV 50 4 T KV 50 5 T KV 50 6 T KV 50 7 T KV 50 8 T KV 50 9 T ...
Page 114: ...109 05 07 cod 0013 550 05 ...