NEDERLANDS
82
vervolg van voorgaande pagina
Aantal pagina’s
Parameter
Beschrijving
Bereik
Meet-
eenheid
Set-up
Uitge-
breide
DAB
7. Sensor Pres.
Keuze van de grenswaarden van de geïnstalleerde
sensor
4-:-25,5 bar 10,0
8. Rtd.Pump Pres.
Nominale pompdruk bij een circuit met nuldebiet
0,00-:-25,5
bar
0,00
9. SetPoint Pres.
Gemiddelde in de installatie te handhaven druk.
Het verhogen of verlagen van het setpoint van de
druk wijzigt van iedere pomp alle start- en
stopwaarden in op- of neergaande zin (zie grafiek
ref. 18).
0,00-:- 25,5
bar
0,00
10. Dif.Start/Stop P1
Toegestaan drukverschil tussen de start en de stop van
de HOOFDPOMP of VOEDINGSPOMP P1.
0,00-:-2,00 bar
1,00
11. Dif.Start P2P3P4
Onderste drukdifferentiaal voor de start tussen de eerste
en de tweede pomp, tussen de tweede en de derde,
tussen de derde en de vierde (ongeacht of het om een
hoofdpomp, voedingspomp of noodpomp gaat).
0,00-:-1,00 bar
0,3
12. Dif.Stop P2P3P4
Bovenste drukdifferentiaal voor de stop tussen de eerste
en de tweede pomp, tussen de tweede en de derde,
tussen de derde en de vierde (ongeacht of het om een
hoofd-, voedings- of noodpomp gaat).
0,00-:-1,00 bar
0,2
13. DelayStart P1
Startvertragingstijd van de HOOFDPOMP of
VOEDINGSPOMP P1, wanneer de druk lager is dan de
in
Dif.Start/Stop P1
ingestelde parameter.
0-:-20 sec. 0
14. DelayStart P2P3P4
Startvertragingstijd van de VOEDINGSPOMPEN P2,
P3, P4 wanneer de druk lager is dan de in
Dif.Start
P2P3P4
ingestelde parameter.
0-:-20 sec. 1
15. Min.Run Pilot
Keuze van de minimumtijd gedurende welke de
HOOFDPOMP of VOEDINGSPOMP P1 functioneert.
0-:-20
sec.
0
16. Min.Run P2P3P4
Keuze van de minimumtijd gedurende welke de
VOEDINGSPOMPEN P2, P3, P4 of de NOODPOMP
functioneert.
0-:-20 sec. 2
17. Cnt.Strt.Pilot
Keuze van de minimumtijd waarin het NIET is
toegestaan dat op een eerste start van de HOOFDPOMP
of de VOEDINGSPOMP P1 nog een tweede start volgt.
Een eventuele ingreep houdt de pomp geblokkeerd
totdat de ingestelde tijd verstreken is.
In dit tijdsinterval wordt de startvertraging van de pomp
weergegeven met de tekst WAIT.
0-:-600 sec. 10
18. Cnt.Strt.P2P3P4
Keuze van de minimumtijd waarin het NIET is
toegestaan dat na een eerste start van
VOEDINGSPOMP P2, P3 P4 of de NOODPOMP nog
een tweede start volgt. Een eventuele ingreep houdt de
pomp geblokkeerd totdat de ingestelde tijd verstreken is.
In dit tijdsinterval wordt de startvertraging van de pomp
weergegeven met de tekst WAIT.
0-:-600 sec. 10
19. Danger Pres.
Drukwaarde waarop de regeleenheid wegens overdruk
een alarm afgeeft. De regeleenheid blokkeert de
installatie als de druk meer dan 5 seconden boven de
ingestelde waarde blijft. Gelijk nadat de druk weer
binnen het bereik komt, wordt de installatie
ingeschakeld (pas na 5 seconden).
De beveiligingsingreep wordt op afstand gesignaleerd.
0,00-:-30 bar
10
wordt op de volgende pagina vervolgd