NL
MPC Rev17 - Bedieningsvoorschrift
Pagina 53 / 80
LET OP
: zorg dat de leidingen van binnen schoon zijn,
voordat de leidingen op de pomp aangesloten worden.
Een
concentratie zand
met bestanddelen groter dan
de radiale ruimte tussen waaier en R.V.S. slijtring (1
mm) kan voortijdig slijtage veroorzaken en vermindering
van de pomp-prestaties met circa 10%.
Voor een test op dichtheid van de leidingen, bij een druk
die de 2,5 bar overschrijdt, de pomp uit de installatie
verwijderen (sluit de afsluiters van zuig- en persleiding).
6.4.2. Het aansluiten van leidingen
Gebruik pijp en ittingen van kunststof.
Voor het aansluiten van de draadaansluiting gebruikt U
een vloeibaar pakkingsmateriaal (bijvoordbeeld Loctite
5331). Gebruik van telontape is niet aanbevolen.
Gebruik geen hennep.
ATTENTIE: voorkom te strak aandraaien van pijpen
of ittingmateriaal in de draadaansluitingen.
De
leidingen of aansluitstukken niet verder aandraaien dan
nodig is om een goede dichting te verkrijgen.
Overmatig vastdraaien kan schade aan de pomp
veroorzaken.
Indien een metalen leiding aangesloten moet
worden, dient een kunststof aansluitstuk aan de
draadaansluiting van het pomphuis gemonteerd te
worden.
Gebruik van ongelijke materialen kan
corrosie en scheuren veroorzaken
als gevolg van
uitzetting bij temperatuurverschillen.
Zet alle buizen vast op steunen en monteer ze zodanig
dat ze geen krachten, spanningen en trillingen op de
pomp uitoefenen. Het gewicht van de leidingen en het
eventuele uitzetten door warmte mag de pomp niet
belasten.
Als de leidingen onder spanning gekoppeld worden,
kan dit breuken of vervormingen in het pomphuis
tot gevolg hebben.
6.4.3. Zuigleiding
De zuigleiding moet volkomen dicht zijn.
In vaste opstellingen waarbij de pomp onder het
waterniveau staat (directe vloeistoftoevoer) (
paragraaf
13., ig. 7
), dient in de aanvoerleiding alsmede in de
persleiding een afsluiter geplaatst te worden, zodat de
pomp zonder problemen uit de installatie verwijderd kan
worden.
In vaste opstellingen waarbij de pomp boven het
waterniveau staat (bij aanzuiging), bij meerdere
zuigleidingen (voor skimmers, bodemafvoer,
snelkoppeling waterstofzuigers) dienen alle leidingen
met een eigen terugslagklep aan de hoofdleiding
bevestigd te worden. Installeer voor zover mogelijk
alle leidingen, inclusief de hoofdleidingen beneden het
waterniveau en installeer 1 vertikale leiding naar de
pomp (zie
paragraaf 13., ig. 8b en paragraaf 7.2.3.
).
Als de pomp permanent boven het waterniveau van het
zwembad geplaatst is, voorkom dan zuig-hoogten van
meer dan 3 meter boven het bodem-afvoer. Wanneer
de zuighoogte meer dan 1,5 m bedraagt monteer een
terugslagklep in de hoofd-zuigleiding.
Bij de toepassing van lexibele leidingen dient op
de zuigopening een versterkte spiraalzuigslang
aangesloten te worden om dichtklappen van de leiding
als gevolg van de aanzuiging te voorkomen.
6.4.4. Persleiding
Monteer een schuifafsluiter in de pers om opbrengst,
druk en opgenomen vermogen te regelen. Monteer een
manometer.
6.5. Elektrische aansluiting
OFF
De elektrische aansluiting moet uitgevoerd
worden door een gekwaliiceerd elektriciën
overeenkomstig de plaatselijke verordeningen.
Volg alle veiligheidsinstructies.
De pompset dient op een juiste wijze geaard te zijn
.
Verbind de aarde in de aansluitdoos met een gemerkt
teken
.
Vergelijk de frequentie en voltage met de waarden op
het typeplaatje en sluit de fasen aan overeenkomstig
het schema in de aansluitdoos.
LET OP: Geen metalen voorwerpen in de
kabelopening tussen aansluitdoos en stator
laten vallen, anders motor demonteren en
voorwerp verwijderen.
Wanneer de aansluitbox voorzien is van een
kabelwartel, gebruik lexibele elektrische kabel van het
type H07RN-F met artikel over de kabel niet minder
dan (par. 16 TAB 1).
Wanneer de aansluitbox is voorzien van een
doorvoerbus, sluit de elektrische kabel aan met behulp
van een mantel.
Bij gebruik in zwembaden, vijvers en soortgelijke
situaties, is het noodzakelijk dat een aardlekschakelaar
van maximaal 30 mA in de voeding wordt opgenomen.
Installeer een schakelaar waarbij elke fase van de
toevoer uitgeschakeld kan worden. De opening tussen
de contacten dient minimaal 3 mm te zijn.
Bij een 3-fase motor dient men een motorbeveiliging,
overeenkomstig met curve D de nominale motorstroom
te gebruiken.
1-fase
MPCM
, pompen zijn uitgevoerd met een
condensator en (voor 220 en 240 V, 50 Hz) met een
ingebouwde thermische beveiliging.
In Oostenrijk
moeten pompen voor het gebruik in
zwembaden en tuinvijvers die uitgerust zijn met een
vaste aansluitleiding, conform ÖVE B/EN 60555
Deel 1 tot 3, gevoed worden via een ÖVEgeteste
scheidingstransformator, waarbij de nominale
spanning secundair niet hoger mag liggen dan 230V.
ATTENTIE: Bij toepassing met een
frequentieregeling, de minimale frequentie mag
niet lager uitkomen op 25 Hz en in elk geval
de totale opvoerhoogte van de pomp mag niet
lager zijn dan 3 m.
7.
INSCHAKELEN EN GEBRUIK
7.1.
Controles alvorens in te schakelen
Het apparaat mag niet ingeschakeld worden wanneer
er beschadigde onderdelen zijn.
7.2.
Eerste inschakeling
OFF
Kontrole van de draairichting
ATTENTIE
: als de pomp voor het eerst gestart wordt,
let bij 3 fase voeding op de draairichting van de as!
Bij de
MPC 51, 61, 71
, in 3-fasen uitvoering dient de
draairichting gecontroleerd te worden voor het afvullen
van de pompen (zie
paragraaf 8.4.
).
Probeer eerst of de as met de hand rondgedraaid
kan worden. Gebruik hiervoor de inkeping aan het
www.calpeda.su
www.calpeda.su