8. Plaats de biologische indicator
in een Attest™ activator voor
biologische indicatoren om
deze te activeren. Sluit de
activator en knijp erin om de
dop van de BI 1491 te sluiten
en de mediumampul te pletten.
Verwijder de BI en schud deze
heen en weer (zie de afbeeldingen
rechts). Controleer visueel op het
medium in de groeikamer onder
in het buisje is gestroomd. Als de
groeikamer niet is gevuld met het
medium, houdt u de BI vast bij
de dop en schudt u deze heen en
weer totdat dit wel het geval is.
Plaats de geactiveerde BI 1491:
− in een koker van een
auto-aflezer 490 of 490H met
softwareversie 4.0.0 of hoger
of
− in een incubatiekoker van
een auto-aflezer 490 met een
softwareversie lager dan 4.0.0
en een blauwe kleurcodering
(d.w.z. geconfigureerd voor
incubatie van BI 1491’s)
en wacht op het
resultaat. Raadpleeg de
gebruikershandleiding van de
auto-aflezer voor meer informatie
over het gebruik ervan.
9. Activeer en incubeer op elke dag waarop er een BI 1491 wordt geïncubeerd ten
minste één niet-verwerkte BI 1491 voor gebruik als positieve controle. Volg de
activeringsinstructies in stap 8 hierboven. Schrijf een ‘C’ ( voor ‘controle’) en
de datum op het label van de BI. De positieve controle moet uit dezelfde partij
afkomstig zijn als de verwerkte biologische indicator. Het is goed om op elke
dag waarop een verwerkte BI 1491 wordt geïncubeerd een positieve controle te
gebruiken. Dit helpt bij het bevestigen van de volgende zaken:
• De juiste incubatietemperaturen zijn gebruikt.
• De levensvatbaarheid van sporen is niet gewijzigd door een onjuiste
temperatuur, vochtigheid of nabijheid van chemicaliën tijdens opslag.
• Het medium kan snelle groei stimuleren.
• De auto-aflezer werkt correct.
10. Incubatie en aflezing:
Incubeer de positieve controle en de met stoom verwerkte BI 1491’s in een
auto-aflezer 490 of 490H met softwareversie 4.0.0 of hoger.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van de auto-aflezer voor informatie over
het juiste gebruik van de apparatuur. Op de auto-aflezer wordt een positief
resultaat aangegeven zodra dit is verkregen. De uiteindelijke negatieve
BI 1491-aflezing vindt plaats na:
− 24 minuten in een auto-aflezer 490 of 490H met softwareversie
4.0.0 of hoger.
− 30 minuten in een auto-aflezer 490 met een softwareversie lager dan 4.0.0.
Nadat de resultaten zijn weergegeven en geregistreerd, kunnen de BI 1491’s
worden weggegooid.
Interpretatie van resultaten:
Fluorescentieresultaten
De BI 1491 die als positieve controle dient (niet verwerkt), moet een positief
fluorescentieresultaat opleveren (+ op het lcd-scherm van de auto-aflezer 490
of 490H). Resultaten van verwerkte BI 1491’s zijn pas geldig als het
fluorescentieresultaat van de positieve controle positief is. Raadpleeg het gedeelte
Probleemoplossingen van de gebruikershandleiding van de auto-aflezer als de
positieve controle negatief is (- op het lcd-scherm). Test de auto-aflezer opnieuw
met een nieuwe positieve controle.
Bij verwerkte BI 1491’s duidt een positief resultaat (+ op het lcd-scherm) op een
fout in het sterilisatieproces. Een verwerkte BI 1491 met een uiteindelijk negatief
aflezingsresultaat (- op het lcd-scherm) na de opgegeven incubatietijd duidt op een
acceptabel sterilisatieproces.
Onderneem onmiddellijk actie na positieve BI-resultaten. Stel de oorzaak van de
positieve BI vast volgens het beleid en de procedures van uw instelling. Test de
sterilisator altijd opnieuw en gebruik de sterilisator niet voor het verwerken van
ladingen totdat er drie achtereenvolgende negatieve BI-resultaten zijn behaald.
3. Risico in verband met onjuiste resultaten beperken:
• Plaats voorafgaand aan sterilisatie of incubatie geen tape of labels op de
BI 1491.
• Incubeer een BI 1491 niet als de mediumampul na verwerking en
voorafgaand aan activering kapot is. Test de sterilisator opnieuw met een
nieuwe biologische indicator.
• Laat de BI na verwerking 10 minuten afkoelen voordat u deze incubeert.
• Controleer na activering van de BI of het medium naar de sporengroeikamer
is gestroomd.
Controlefrequentie:
Volg het beleid en de procedures van uw instelling. Hierin zou een
BI-controlefrequentie moeten zijn opgenomen die overeenkomt met de door
professionele instanties aanbevolen praktijken en/of nationale richtlijnen en
normen. Als best practice en voor optimale patiëntveiligheid adviseert 3M elke
stoomsterilisatielading te controleren met een geschikte BI.
Gebruiksaanwijzing
1. Schrijf de sterilisatoridentificatie, het ladingnummer en de verwerkingsdatum
op het indicatorlabel van de BI 1491. Plaats geen ander label of indicatortape op
het buisje of op de dop.
2. Plaats de BI 1491 in een typische plateauconfiguratie, zoals is aanbevolen
volgens richtlijnen van professionele instanties of nationale normen voor
ziekenhuispraktijken. Plaats de BI 1491 niet in direct contact met een chemische
indicator, aangezien er dan residu op de biologische indicator terecht kan komen
en het resultaat kan beïnvloeden.
3. Plaats het typische plateau in het moeilijkst bereikbare gebied van de
sterilisator. Dit is doorgaans de onderste plank, boven de afvoer. De fabrikant
van de sterilisator moet echter worden geraadpleegd om erachter te komen
welk gebied van de kamer het moeilijkst bereikbaar is voor sterilisatie.
4. Verwerk de lading volgens de aanbevolen praktijken.
5. Haal het typische plateau na afloop van de cyclus uit de sterilisator en verwijder
de BI 1491.
6. Laat de BI 1491 eerst 10 minuten afkoelen voordat u deze activeert.
7. Controleer de procesindicator boven op de dop van de BI 1491. Een verkleuring
van roze naar lichtbruin of donkerder bruin wijst op blootstelling van de BI 1491
aan het stoomproces. Met deze verkleuring wordt niet aangegeven dat het
stoomproces voldoende was om steriliteit te bereiken. Controleer de fysieke
controles van de sterilisator als de procesindicator niet is verkleurd.