Nederlands
62
Wilo AG 03/2006
Testrun pompen
Ter voorkoming van langere stilstandtijden wordt
er cyclisch proefgedraaid met de pompen. In menu
3.3.4.3 kan de tijd tussen twee proefdraaicycli en
de duur van het proefdraaien worden ingesteld.
Proefdraaien vindt alleen plaats wanneer de
installatie stilstaat (na nulcapaciteitsafschake-
ling).
Storingsomschakeling installatie met meerdere
pompen
• Installaties met frequentie-omvormer:
Bij een storing aan de grondlastpomp wordt deze
afgeschakeld en een van de pieklastpompen
wordt aan de frequentie-omvormer geschakeld.
Bij een storing van de frequentie-omvormer scha-
kelt de installatie over naar de bedrijfsmodus
“Auto zonder frequentie-omvormer” met het
bijbehorende regelgedrag.
• Installaties zonder frequentie-omvormer:
Bij een storing aan de grondlastpomp wordt deze
afgeschakeld en een van de pieklastpompen
wordt besturingstechnisch als grondlastpomp
gedefinieerd. Bij storing aan een pieklastpomp
wordt deze uitgeschakeld en wordt een andere
pieklastpomp bijgeschakeld (eventueel ook de
reservepomp).
Watergebrek
Via de melding van een voordruksignalering, een
vlotterschakelaar in de verzameltank of een
optioneel niveaurelais kan het regelsysteem een
verbreekcontact ter beschikking krijgen voor het
melden van watergebrek (droogloopbeveiliging).
Na afloop van de onder 3.3.2.1 instelbare vertra-
gingstijd worden de pompen afgeschakeld. Wan-
neer de meldingang binnen de vertragingstijd
weer wordt gesloten, dan volgt er geen afschake-
ling.
Het herstarten van de installatie na een afschake-
ling vanwege watergebrek wordt automatisch
uitgevoerd ca. 10 seconden na het sluiten van de
meldingang.
Bewaking van de maximale en minimale druk
In menu 3.3.2.3 kunnen de grenswaarden voor een
veilig bedrijf van de installatie worden ingesteld.
Bij overschrijding van de maximale druk worden
alle pompen direct afgeschakeld. Na het afnemen
van de druk tot het inschakelniveau wordt het
normaal bedrijf weer vrijgegeven. Wanneer binnen
24 uur 3 afschakelingen vanwege overdruk optre-
den, wordt de SSM geactiveerd.
Een onderschrijding van de minimale druk zorgt
voor direct activeren van de SSM. De pompen wor-
den niet afgeschakeld.
Voor het bewaken van de maximale en de mini-
male druk kunnen in voornoemd menu een hyste-
rese voor de drukwaarde en een tijdsduur tot het
activeren van de storingsverwerking worden inge-
steld. Hiermee is dan tevens de mogelijkheid
gegeven om een kortstondige drukpiek resp.
drukval te negeren.
Extern uit
Via een verbreekcontact bestaat de mogelijkheid,
het regeltoestel extern uit te schakelen. Deze
functie heeft voorrang; alle pompen worden uit-
geschakeld. Het proefdraaien van de pompen blijft
actief.
Bedrijf bij sensorstoring
Voor het geval van een sensorstoring (bijv. kabel-
breuk) kan het gedrag van het schakeltoestel in
menu 3.3.2.4 worden vastgelegd. Het systeem
wordt naar keuze afgeschakeld, loopt met alle
pompen op maximaal toerental of loopt met één
pomp op het onder 3.3.5 instelbare toerental.
Noodbedrijf
Voor het geval, dat het regeltoestel uitvalt,
bestaat de mogelijkheid, de pompen afzonderlijke
via de Hand-0-Automaat schakelaar (fig. 1.1/1.2;
pos. 8) op het net in bedrijf te nemen. Deze functie
heeft voorrang op de automatische pompbijscha-
keling.
6.1.4 Motorbeveiliging
Beveiliging tegen te hoge temperatuur
Motoren met WSK (beschermingscontact van de
wikkeling) melden aan de besturing een te hoge
temperatuur in de wikkeling of openen een bime-
taalcontact. De WSK wordt conform het aansluit-
schema aangesloten.
Storingen van motoren, die voor de beveiliging
tegen te hoge temperaturen zijn uitgevoerd met
een temperatuurafhankelijke weerstand (PTC),
kunnen via optionele relais worden geregistreerd.
Beveiliging tegen overstroom
Motoren op schakeltoestellen tot en met 4,0 kW
worden via motorveiligheidsschakelaars met
thermische en elektromagnetische beveiligingen
beschermd. De afschakelstroom moet direct wor-
den ingesteld.
Motoren op schakeltoestellen vanaf 5,5 kW wor-
den via thermische overbelastingsrelais be-
schermd. Deze zijn direct op de motorbeveiligin-
gen geïnstalleerd. De afschakelstroom moet wor-
den ingesteld en is bij het gebruikte Y-
'
-starten
van de pompen 0,58 * I
nom
.
Alle motorbeveiligingsinrichtingen beveiligen de
motor tijdens bedrijf met de frequentie-omvor-
mer of in netvoeding. Op het schakeltoestel
opgelopen pompstoringen veroorzaken het
afschakelen van de betreffende pomp en het acti-
veren van de SSM. Na het oplossen van de oorzaak
van de storing moet de storing worden bevestigd.
De motorbeveiliging is ook tijdens noodbedrijf
actief en schakelt de betreffende pomp af.
Содержание Wilo-CC-System
Страница 2: ...Fig 1 1 Fig 1 2...
Страница 3: ...Fig 2 Fig 3 Fig 4...