Nederlands
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-CC-System
61
•
Hand-0-Automaat schakelaar:
schakelaar voor
de keuze van de pompbedrijfsmodi “Hand” (nood-
/testbedrijf op net; motorbeveiliging aanwezig),
“0” (pomp afgeschakeld – bijschakelen via PLC
niet mogelijk) en “Auto” (pomp voor automatisch
bedrijf via PLC vrijgegeven) (pos. 8)
6.1.3 Bedrijfsmodi van de installaties
Normaal bedrijf van schakeltoestellen met
frequentie-omvormer (zie figuur 3)
Een elektronische signaalgever (meetbereik moet
in menu 3.3.2.4 worden ingesteld) levert de mom.
regelgrootheidwaarde als 4...20 mA stroomsig-
naal. De regelaar houdt vervolgens de systeem-
druk via een vergelijking tussen het setpoint en de
gemeten waarde constant (instelling van het
basis-setpoint
➄
: zie menu 3.3.2.1). Wanneer
geen „Extern-uit“-melding aanwezig is en er is
geen storing actief, dan start de lastafhankelijke
toerentalgeregelde grondlastpomp. Wanneer de
gevraagde capaciteit niet door deze pomp kan
worden geleverd, dan schakelt het regelsysteem
een pieklastpomp bij resp. bij nog verder toene-
mende vraag meerdere pieklastpompen. De pie-
klastpompen draaien met constant toerental, het
toerental van de grondlastpomp wordt geregeld
afhankelijk van het setpoint
➆
.
Wanneer de vraag zover afneemt, dat de gere-
gelde pomp weer binnen het capaciteitsgebied
werkt en voor de dekking van de behoefte geen
pieklastpomp meer nodig is, dan regelt de grond-
lastpomp kort omhoog en wordt de pieklastpomp
afgeschakeld. De grondlastpomp schakelt via de
nulcapaciteitsafschakeling auto-matisch uit.
Wanneer de druk tot onder het setpoint afneemt,
start de installatie opnieuw.
De voor de bij- resp. afschakeling van de pieklast-
pomp benodigde parameterinstellingen (schakel-
niveau
➇
/
➈
; vertragingstijden) kunnen in menu
3.3.3.2 worden uitgevoerd.
Ter voorkoming van drukpieken bij het bijschake-
len resp. drukvallen bij het afschakelen van een
pieklastpomp kan het toerental van de grondlast-
pomp tijdens deze schakeling worden geredu-
ceerd resp. verhoogd. De instellingen van de
frequenties voor deze “Peakfilters” kunnen in
menu 3.3.5 – blz. 2 worden uitgevoerd.
Normaal bedrijf van schakeltoestellen zonder
frequentie-omvormer (zie figuur 4)
Bij schakeltoestellen zonder (netvoeding) resp.
met gestoorde frequentie-omvormer wordt de
regelgrootheid ook door de vergelijking tussen
het setpoint en de gemeten waarde gevormd.
Omdat echter de mogelijkheid van de lastafhan-
kelijke toerentalaanpassing van de grondlast-
pomp niet is gegeven, werkt het systeem als
tweepuntsregelaar tussen
➃
en
➄
/
➅
Het bij- en afschakelen van de pieklastpomp vindt
plaats op dezelfde wijze als hiervoor beschreven.
Voor het afschakelen van de grondlastpomp kan
in menu 3.3.3.1 een afzonderlijke schakeldrempel
➅
worden ingesteld.
Nulcapaciteitsafschakeling
Bij bedrijf van slechts één pomp op minimale fre-
quentie wordt iedere 60 s een nulcapaciteitstest
uitgevoerd door het setpoint gedurende 5 s iets te
verhogen. Wanneer de druk na herstellen van het
hogere setpoint niet weer afneemt, dan is een
nulcapaciteit aanwezig en wordt de grondlast-
pomp na afloop van de nalooptijd (menu 3.3.3.1)
afgeschakeld.
Bij bedrijf zonder frequentie-omvormer wordt de
grondlastpomp na het bereiken van het 2e uit-
schakelniveau (zie boven) en na afloop van de
nalooptijd uitgeschakeld.
Neemt de druk af tot onder het inschakelniveau
van de grondlastpomp, dan schakelt deze weer in.
Pompwisseling
Om een zo gelijkmatig mogelijke belasting van alle
pompen te realiseren en de looptijden van de
pompen gelijk te houden worden verschillende
manieren van pompwisseling gebruikt. De bijbe-
horende instellingen kunnen in het menu 3.3.4.2
worden uitgevoerd.
Wanneer een pompwisseling afhankelijk van de
bedrijfsuren
wordt gekozen, dan bepaalt het sys-
teem met behulp van de bedrijfsurenteller en de
pompdiagnose (storingen, vrijgave) de grondlast-
pomp (looptijdoptimalisatie). De voor deze wisse-
lingsmethode in te stellen tijd staat voor het
maximaal toegestane looptijdverschil.
De
cyclische
pompwisseling voert na afloop van
de ingestelde tijd een wisseling van de grondlast-
pomp uit. Er wordt geen rekening gehouden met
de bedrijfsuren.
Door de keuze van de wisselmethode
impuls
wordt na iedere vraag gewisseld van grondlast-
pomp. Ook hier wordt geen rekening met de
be-drijfsuren gehouden.
Via het punt
pompvoorkeuze
kan een pomp per-
manent als grondlastpomp worden gedefinieerd.
Onafhankelijk van de wisselmethode van de
grondlastpomp worden de pieklastpompen
gewisseld geoptimaliseerd naar looptijd. D.w.z. bij
een pompvraag wordt altijd de pomp met de min-
ste looptijd als eerste ingeschakeld en bij vermin-
derde afname als laatste uitgeschakeld.
Reservepomp
In menu 3.4.1 kan een pomp als reservepomp wor-
den gedefinieerd. Wanneer deze bedrijfsmodus
wordt geactiveerd, wordt de pomp niet in normaal
bedrijf aangestuurd. Deze wordt alleen ingescha-
keld, wanneer een andere pomp door een storing
uitvalt. De reservepomp wordt echter wel betrok-
ken bij de stilstandscontrole en moet ook proef-
draaien.
Door de looptijdoptimalisatie wordt gewaarborgd,
dat iedere pomp eens reservepomp wordt.
Содержание Wilo-CC-System
Страница 2: ...Fig 1 1 Fig 1 2...
Страница 3: ...Fig 2 Fig 3 Fig 4...