LU-VE ALFA, Руководство по эксплуатации продукта

Страница: 96 / 154

AHE00049 2002
96
Alfa LU-VE is een handelsmerk dat geregistreerd is door en eigendom is van LU-VE Group.
Alfa LU-VE behoudt zich het recht voor om specificaties zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen.
Men dient er rekening mee te houden dat de totale hoeveelheid te verwijderen warmte effectief
wordt bepaald door het bereiken van de ontwerpluchthoeveelheid en de ontwerpluchtinlaattem-
peratuur, waarbij de lucht na het passeren van de wamtewisselaar onbelemmerd dient te kunnen
wegstromen. Belemmeringen kunnen de prestaties van de warmtewisselaar nadelig beïnvloeden.
Neem in geval van twijfel altijd contact op met Alfa LU-VE.
3.2 Hijsen
Condensors en gaskoelers kunnen met een takel worden opgehesen. Zorg er voor dat het gewicht
gelijkmatig is verdeeld over alle hijsogen. In het geval van lange warmtewisselaars moet een hijs-
balk worder toegepast. Het gebruik van een vorkheftruck is toegestaan met de juiste specificaties
met betrekking tot gewicht en diepte van de warmtewisselaar. Gewichtsgegevens en afmetingen
staan vermeld op de productsticker en/of in de betreffende productdocumentatie. Het is belangrijk
dat het gewicht gelijkmatig wordt verdeeld.
Direct of indirect optillen onder het lamellenblok is niet toegestaan. Alle hijsprocedures moeten
zorgvuldig worden uitgevoerd door deskundig personeel, waarbij de veiligheid altijd gewaarborgd
dient te blijven.
Neem bij twijfel over de juiste hijs- of tilmethode contact op met Alfa LU-VE. Controleer de instruc-
tiehandleiding voor gedetailleerde hijsinstructies over specifieke warmtewisselaarmodellen.
3.3 Montage
Alle warmtewisselaars moeten horizontaal worden geplaatst. Gewichtsgegevens en afmetingen
staan vermeld op de productsticker en/of in de betreffende productdocumentatie.
3.4 Leidingen en aansluitingen
Alle leidingen en aansluitingen dienen volgens de
eisen van goed koeltechnisch en installatietech-
nisch vakmanschap te zijn aangebracht. Buig de
vloeistofaansluitingen niet! Zorg ervoor dat geen
spanningen worden overgebracht naar de leidin-
gen. Alle leidingen dienen deugdelijk te worden
ondersteund om trillingen of uitwendige belasting
op de verdeelbuizen te voorkomen. Als de con-
densors parallel verbonden zijn, moet er rekening
worden gehouden met de drukval aan de koude-
middelzijde. Zo nodig moeten valleidingen worden
toegepast.
3.5 Elektrische aansluitingen
Alle elektrische aansluitingen dienen in overeenstemming met de ter plaatse geldende bepalin-
gen en conform de eisen van deugdelijke installatietechniek te zijn aangelegd. Voedingsspanning,
frequentie, toelaatbare belasting en aantal fasen moeten overeenstemmen met de gegevens in de
technische documentatie van de warmtewisselaar. Alle elektrische bekabeling moet via geschik-
te waterdichte kabeldoorvoeren op de klemmenkasten worden aangesloten via openingen in de
bodem of, in het geval van horizontale installatie, moet de kabel zo worden geleid dat deze een
waterafscheider vormt.
Indien de koelers in de buitenlucht zijn opgesteld en een aanzienlijke vertraging optreedt bij de
inbedrijfstelling, dient een tijdelijke stroomvoorziening naar iedere motor te worden aangelegd
om deze gedurende minimaal 4 uur te laten draaien. Deze procedure dient eenmaal per 4 weken
te worden herhaald, totdat de warmtewisselaar volledig bedrijfsgereed is. Het is de taak van de
eindgebruiker om de beveiliging te controleren voor een automatische afsluiting van de vloeistoftoe-
voer, overeenkomstig de van toepassing zijnde normen. De warmtewisselaars zijn ontworpen voor
TN-voedingssystemen. De lekstroombeveiliging moet onderdeel zijn van de stroomvoorziening van
de warmtewisselaar en wordt niet meegeleverd door de fabrikant.
3.6 Stroomuitval
Om schade aan de compressor te voorkomen dient bij stroomuitval de koudemiddeltoevoer worden
afgesloten, bijvoorbeeld door afsluiten van het magneetventiel. Door veiligheidsmaatregelen elders
in het systeem moet worden voorkomen dat de druk in de warmtewisselaar hoger wordt dan de
ontwerpdruk PS.
3.7 Ventilatormotoren
Het stroomcircuit dient te zijn voorzien van een handmatige resetvoorziening om te voorkomen dat
de motoren voortdurend in- en uitgeschakeld worden (pendelen ). De maximum toelaatbare belas-
P
1
– P
2
syphon syphon
NL