NL
96200-xxx_00 GA USV Tropic 2.0_20160229.docx
- 174 -
Waarschuwing, risico op omvallen!
Voor vervoer in het ziekenhuis dient de ultrasone vernevelaar tot aan de voorgemonteerde stop naar
beneden te worden geschoven (maximaal 70 cm boven de vloer) en in de gewenste positie te worden
geplaatst.
Het apparaat tijdens het transport leiden.
Let op
Knelgevaar tijdens montage, ingebruikname en gebruik van de scharnierarm.
7
Gebruik
7.1
Functietest
Waarschuwing
De ultrasone vernevelaar mag voor het behandelen van patiënten uitsluitend worden gebruikt in
overeenstemming met het beoogde gebruik. Een beperking van de prestaties van het apparaat kan
complicaties tijdens de behandeling tot gevolg hebben.
De ultrasone vernevelaar moet vóór ieder gebruik worden onderworpen aan een volledige functietest. Zorg ervoor dat
-
de bacteriefilter is geïnstalleerd en werkt,
-
de slangen en de vernevelaarkamer zijn geïnstalleerd en goed functioneren en dat er geen residuen aanwezig
zijn,
-
de slangen en de vernevelaarkamer goed vast zitten, goed afsluiten en dat er geen mechanische krachten
werken op de slangen; de slangen mogen niet geknikt zijn,
-
de onderdelen van kunststof of rubber in een goede staat verkeren en geen tekenen van slijtage vertonen,
-
het netsnoer niet is beschadigd,
-
de vernevelaarkamer voldoende gevuld is,
-
de fixeerarm op het desbetreffende deksel rust.
7.2
Gebruik
Een aerosoltherapie mag uitsluitend op medisch advies plaatsvinden.
-
Richt het niet aangesloten uiteinde van de lange slang op de mond/neus van de patiënt of op de opening
van de tracheacanule.
-
Neem een minimumafstand van 20 cm tot de patiënt in acht.
-
Zet de tuimelschakelaar aan de achterzijde op "I" (aan).
-
Stel het gewenste vernevelaarvermogen in.
-
Stel de gewenste luchtstroom in.
-
Zorg ervoor dat er voldoende vloeistof aanwezig is.
Zorg ervoor dat de vernevelaarkamer niet droog komt te staan.
Als het apparaat droogloopt, schakelt het zichzelf automatisch uit en is er een signaaltoon hoorbaar. De signaaltoon
stopt na ca. 2 minuten.
Als het rode lampje een storing aanduidt:
-
Schakel het apparaat met de drukknop AAN/UIT uit.
-
Zet de tuimelschakelaar aan de achterzijde op "0" (uit). Het rode lampje gaat uit.
-
Voor het oplossen van problemen, zie 8 Storingen, het oplossen van problemen op pagina 175.
-
Zet de tuimelschakelaar weer op "I" (aan) en schakel het apparaat met de drukknop AAN/UIT in.