NL
96200-xxx_00 GA USV Tropic 2.0_20160229.docx
- 171 -
6.4.3
Verneveling vanuit het medicamenten-reservoir voor éénmalig gebruik
•
Voor het vernevelen van kleine hoeveelheden medicatie.
Gebruik uitsluitend goedgekeurde medicamenten-reservoirs.
Gebruik alleen slangen en medicamenten-reservoirs voor éénmalig gebruik voor de
medicamentenverneveling. Voer de slangen en de medicamenten-reservoirs na éénmalig gebruik af.
Het vernevelen van medicatie mag uitsluitend op medisch advies plaatsvinden.
Volg de instructies van de fabrikant over de geschiktheid van de medicatie voor verneveling op.
Medicamenten-reservoir monteren
Speciaal inzetstuk (Optionele accessoires) voor de vernevelaarkamer
voor het vernevelen van medicamenten.
Vul de vernevelaarkamer met gedestilleerd water tot het steriele
watersysteem is gevuld tot de markering [1] voor contactwater
(gearceerd gebied). Het gedestilleerde water in de vernevelaarkamer
dient voor het overbrengen van de oscillaties op het medicamenten-
reservoir.
Vul de medicatie in het medicamenten-reservoir [2], dek dit af met
het deksel [3] en plaats dit vervolgens in de vernevelaarkamer.
Sluit de slangen aan en zet het medicamenten-reservoir met de
fixeerarm vast.
Het contactwater moet na elk gebruik, maar ten minste éénmaal per
dag, worden ververst.
Zorg ervoor dat de vernevelaarkamer een voldoende hoeveelheid vloeistof bevat.
Zorg ervoor dat het medicamenten-reservoir niet droog komt te staan.
6.4.4
Verneveling met bijvulsysteem (optioneel)
Met een bijvulsysteem is er altijd voldoende vloeistof in de vernevelaarkamer.
Steek het voorbereide bijvulsysteem [3] in plaats van het deksel in
de vernevelaarkamer. Sluit de slangen aan en zet het bijvulsysteem
met de fixeerarm vast.
Het hoogteverschil tussen de vernevelaarkamer en het reservoir
(zak/fles) mag niet meer dan 1000 mm bedragen.
Sluit het reservoir met de transferset, bijv. Intrafix Air van B. Braun,
aan. De slang niet knikken.
Het reservoir moet kiemvrij worden belucht.
Functietest van het bijvulsysteem
Nadat het reservoir is aangesloten, moet de werking van de vlotter worden getest:
•
De vloeistof dient in de vernevelaarkamer te lopen.
•
De toevoer dient automatisch te stoppen, nadat het vloeistofpeil zijn niveau heeft bereikt (gebied tussen
min. en max. markering).
In het geval van een storing moet het vlotterventiel worden gereinigd en opnieuw worden getest. Vervolgens kan de
ultrasone vernevelaar in bedrijf worden genomen.
Na het gebruik van het bijvulsysteem
Onderbreek na het gebruik de toevoer van het reservoir, bijv. door de kartelschroef op de transferset te sluiten.