Inbouw-, bedrijfs- en onderhoudshandleiding
Bouwserie TVS
TVS 100-dutch
Blz. 58
Revisie 04
Artikel nr. 771072023
Uitgave 01/2011
7. Instandhouding, onderhoud
Instandhoudingswerkzaamheden en onderhoud
mogen alleen door geschoold en ervaren
personeel, dat met de inhoud van deze
bedrijfshandleiding vertrouwd is, of door
service-personeel van de fabrikant worden
uitgevoerd.
Werkzaamheden aan pomp of installatie mogen
alleen bij stilstand worden uitgevoerd. Let in
ieder
geval
op
punt
1.4
"Veiligheidsaanwijzingen".
De onderwatermotorpomp zelf heeft nagenoeg geen
onderhoud
nodig.
De
controlewerkzaamheden
beperken zich tot het periodisch meten van de
isolatieweerstanden (1 keer per maand, bij koude
motor) alsmede de regelmatige controle van de
bedrijfsspanning, stroomopname en opvoergegevens.
Wij raden aan deze gegevens in het "Bedrijfsdagboek"
te noteren en te vergelijken. Uit de ontwikkeling van
deze gegevens kan een eventuele schade in sommige
gevallen reeds vroegtijdig worden herkend, waardoor
een grotere omvang van de schade of een
onherstelbare vernieling kan worden vermeden.
Een langzaam afzakken van het debiet bij gelijke
opvoerhoogte
bij
normale
of
gereduceerde
stroomopname duidt hierbij op een steeds groter
wordende slijtage van de pompelementen (bijv. door
zand). Een sterke stijging of schommelingen van de
stroomopname duidt op een mechanische storing
(bijv. hogere mechanische wrijving door een defect
lager). Het aggregaat moet dan onmiddelijk buiten
werking worden gesteld om een grotere omvang van
de schade te vermijden.
De elektrische apparaten moeten minstens één
keer per jaar door een vakman op functionaliteit
worden gecontroleerd.
8. Langdurige stilstand
Met
inbedrijfstelling
wordt
de
eerste
inbedrijfstelling bedoeld, zie punt 6.
Bij ingebouwde aggregaten moet maandelijks een
controle van de isolatieweerstand alsmede een kort
proefdraaien worden uitgevoerd om een vastzetten
van het pompelement door afzettingen te vermijden.
De vereiste minimum onderwaterzetting van het
aggregaat moet hierbij gewaarborgd zijn.
9. Storingen - oorzaken en verhelpen
De aangegeven aanwijzingen m.b.t. oorzaken en
verhelpen van storingen moeten ter herkenning van
het probleem dienen. Voor storingen die de exploitant
niet zelf verhelpen kan of wil, staat de klantendienst
van de fabrikant ter beschikking. Bij reparaties en
wijzigingen aan de pomp door de exploitant moet
vooral op de ontwerpgegevens op de orderbevestiging
alsmede op de punten 1.2 - 1.4 van deze
bedrijfshandleiding worden gelet. Indien nodig, moet
de schriftelijke toestemming van de fabrikant worden
verkregen.
Storingen
Kencijfer voor oorzaken en verhelpen
Motorbeveiliging schakelt uit
1, 2, 10
Stroomopname te groot, motorbeveiliging wordt geactiveerd
2, 3, 4, 5, 6, 7, 24
Pomp start niet
2, 3, 5, 7, 8, 9, 10
Pomp loopt, maar transporteert niet
11, 12, 13, 14
Debiet te klein
15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23
Betekenis van het kencijfer voor oorzaken en verhelpen
1.
Instelling van de motorveiligheidsschakelaar verkeerd
· Instelling controleren of motorveiligheidsschakelaar uitwisselen
2.
Faseuitval
· Defecte zekering uitwisselen
· Leidingen op beschadigingen controleren
3.
Verkeerde frequentie of onderspanning
· Spanning en frequentie met gegevens op vermogensplaatje vergelijken
4.
Verkeerde draairichting
· Fasen van de stroomtoevoer verwisselen
5.
Motorwikkeling of elektrische leiding defect
· Vraag om nadere informaties vereist