34
NL/BE
Vliegen starten (afb. H)
1. Schakel de quadrocopter (1) met de schake-
laar (1d) uit (OFF).
2. Druk op de aan-uitschakelaar (2a) op de af-
standsbediening (2). De velden op het display
(2j) knipperen.
AANWIJZING:
schakel altijd eerst de
afstandsbediening (2) in.
3. Plaats de accu (8) in de quadrocopter (1) (zie
“Accu plaatsen”).
4. Zet de aan-uitschakelaar (1d) op ON. De
controlelampjes (1e) van de quadrocopter (1)
knipperen en er klinkt een signaaltoon uit de
afstandsbediening (2).
5. Beweeg de gashendel (2h) helemaal naar
voren en vervolgens helemaal naar achteren.
AANWIJZING:
door deze procedure
wordt een verbinding tot stand gebracht
tussen de quadrocopter (1) en de afstandsbedie-
ning (2).
Als de gashendel (2h) niet eerst naar voren en
naar achteren wordt bewogen, blijft de quadro-
copter (1) vergrendeld en is deze niet gereed
om te vliegen. Er klinken signaaltonen uit de
afstandsbediening (2).
De controlelampjes (1e) van de quadrocopter
(1) branden ononderbroken. De quadrocopter
(1) is nu gereed om te vliegen.
AANWIJZING:
op het display (2j)
worden de snelheid en de modus
NORMAL weergegeven.
6. Druk op de knop ‘START/LAND’ (2i) aan de
voorzijde van de afstandsbediening (2). De
rotorbladen beginnen te draaien.
Quadrocopter besturen
Door de geïntegreerde hoogtesensor blijft de
quadrocopter (1) automatisch op gelijke hoogte.
Hierdoor worden de eerste vliegmanoeuvres
vereenvoudigd.
U hebt verschillende mogelijkheden om te sturen:
• Stijgen/dalen (gas) (afb. I)
Als u de gashendel (2h) naar voren beweegt,
wordt het toerental van de rotorbladen (1a),
(1b) verhoogd. De quadrocopter (1) begint
op te stijgen. Als u de gashendel (2h) naar
achteren beweegt, wordt het toerental van de
rotorbladen (1a), (1b) verlaagd. De quadro-
copter (1) begint te dalen.
• Links/rechts draaien (gier) (afb. J)
Als u de gashendel (2h) naar links of naar
rechts beweegt, draait de quadrocopter
(1) rond de hoogteas. Dit houdt in dat de
quadrocopter (1) links- of rechtsom rond zijn
as draait.
• Vooruit/achteruit bewegen (nick)
(afb. K)
Als u de stuurhendel (2l) naar voren of naar
achteren beweegt, vliegt de quadrocopter (1)
voor- of achteruit.
• Links/rechts zweven (roll) (afb. L)
Als u een beweging naar links of naar rechts
wilt uitvoeren zonder de quadrocopter (1) te
draaien, dus zijwaarts zweven, beweegt u
de rechterstuurhendel (2l) naar links of naar
rechts.
• Draaien (gier-trimmen) (afb. O)
Als de quadrocopter (1) om de eigen as
draait zonder dat u de stuurhendel (2l) be-
weegt, dan kunt u dit corrigeren met gier-trim-
men. Als de quadrocopter (1) met de wijzers
van de klok mee draait, dan drukt u op de
knop voor gier-trimmen naar links (2f). Als de
quadrocopter tegen de wijzers van de klok in
draait, dan drukt u op de knop voor gier-trim-
men naar rechts (2d). Zo gaat u ongewenste
gier-bewegingen tegen door in de tegenover-
gestelde richting te trimmen.
• Richting (roll- en nick-trimmen) (afb. P)
Als de quadrocopter voor- of achterwaarts
beweegt zonder dat u de stuurhendel (2l) be-
dient, dan kunt u dit corrigeren met nick-trim-
men. Als de quadrocopter (1) naar voren
vliegt, dan drukt u op de knop voor nick-trim-
men (2o) naar achteren, en omgekeerd (2m).
Met de triminstelling heft u de ongewenste
beweging op. Als de quadrocopter (1)
zelfstandig zijwaarts beweegt, dan kunt u dit
corrigeren met roll-trimmen. Als de quadro-
copter (1) naar links zweeft, dan drukt u op
de knop voor roll-trimmen (2n) naar rechts,
en omgekeerd (2p). U heft zo de ongewenste
beweging op.
• Headless-modus (afb. Q)
Het gaat hierbij om een vlieghulp waarmee
de quadrocopter (1), zodra deze is ingescha-
keld, altijd in de aangestuurde richting vliegt.
Deze hulp wordt aanbevolen wanneer de
piloot weinig vliegervaring heeft. De quadro-
copter (1) vliegt bijvoorbeeld vanuit de piloot
gezien altijd naar rechts wanneer met de
knop (2c) de headless-modus is ingeschakeld
en met de stuurhendel (2l) naar rechts wordt
gestuurd – ongeacht in welke richting de
quadrocopter (1) wijst.
AANWIJZING:
de afstandsbediening
(2) en de quadrocopter (1) moeten bij het
activeren van de headless-modus zeer nauwkeu-
rig op elkaar zijn afgestemd!
Schakel de headless-modus alleen in de aange-
geven positie in. Mogelijk worden de stuurop-
drachten anders niet correct uitgevoerd.
1. Plaats voor het activeren van de headless-mo-
dus de quadrocopter (1) en de afstandsbe-
diening (2) achter elkaar en druk op de knop
(2c) op de afstandsbediening (2). Op het
display (2j) licht het veld HEADLESS op en de
lampjes van de quadrocopter (1) knipperen
langzaam zolang de modus actief is.
2. Druk opnieuw op de knop (2c) om de
headless-modus uit te schakelen. Op het
display (2j) licht het veld NORMAL op en de
controlelampjes branden weer ononderbro-
ken.
• Automatisch terugkeren naar de
piloot (afb. R)
Druk gedurende ca. 3 seconden op de actie-
ve knop (2c) als de quadrocopter (1) naar het
beginpunt moet terugvliegen.
AANWIJZING:
let erop dat de
terugweg kan afwijken vanwege draaiin-
gen van de quadrocopter (1). Als u herhaalde-
lijk op de knop (2c) drukt of de stuurhendel (2l)
beweegt, wordt de procedure onderbroken.
Snelheid instellen (afb. M)
Op de afstandsbediening (2) kunt u de snelheid
voor de vlucht instellen door herhaaldelijk op
de knoppen (2e), (2g) te drukken. Als basisin-
stelling is snelheid 2 van in totaal vier snelheden
ingesteld.
Op het display (2j) lichten de betreffende
niveaus op.
Snelheid 1
(pieptoon klinkt één keer)
Voor de eerste pogingen met weinig vliegerva-
ring.
Snelheid 2
(pieptoon klinkt twee keer)
Voor piloten met enige vliegervaring.
Snelheid 3
(pieptoon klinkt drie keer)
Voor ervaren piloten.
Snelheid 4
(pieptoon klinkt vier keer)
Voor zeer ervaren piloten.
AANWIJZING:
na het uit- en weer
inschakelen van de afstandsbediening (2)
is de quadrocopter (1) weer ingesteld op
snelheid 2.
360°-salto (afb. N)
1. Stuur de quadrocopter (1) naar een hoogte
van ca. 10 m.
2. Laat hem zweven en druk één keer op de
knop (2k) voor op de afstandsbediening (2).
Er klinkt een signaaltoon en op het display
(2j) brandt het FLIP-veld ononderbroken.
3. Beweeg de stuurhendel (2l) in de richting
waarin de salto moet worden gevlogen.
4. De quadrocopter (1) maakt een 360°-salto.
Na de salto bevindt de quadrocopter (1) zich in
de normale vluchtmodus en kunt u nog een salto
maken.
Herhaal hiervoor stap 1 - 4.
Druk opnieuw op de knop (2k) als u toch geen
salto wilt maken, maar wel al op de knop had
gedrukt.
PAS OP:
voor een 360°-salto hebt u
voldoende vlieghoogte nodig (ten minste
10 m).
Kalibratie
Het kan voorkomen dat de quadrocopter (1)
oncontroleerbaar vliegt en moet worden gekali-
breerd. Ga hiervoor als volgt te werk:
1. Plaats de ingeschakelde quadrocopter (1) op
een vlakke ondergrond die waterpas is.
2. Beweeg op de ingeschakelde afstandsbe-
diening (2) tegelijkertijd de gashendel (2h)
naar linksachter en de stuurhendel (2l) naar
rechtsachter. De controlelampjes (1e) van
de quadrocopter (1) knipperen gedurende
ca. 3 seconden. Zodra de controlelampjes
(1e) ononderbroken branden, is de kalibratie
afgesloten en is de quadrocopter (1) gereed
om te vliegen.
AANWIJZING:
herhaal de kalibratie
wanneer de quadrocopter (1) nog steeds
ongecontroleerd in een richting vliegt.
Содержание 345898 2004
Страница 2: ...B G F H I J K E A C D ...
Страница 3: ...5 L N M P O R Q ...
Страница 53: ...55 ...
Страница 54: ...56 03 09 2021 AM 11 32 ...