16
CAL
= Begint of vervolgt een ijking of een functie.
¿
/
À
= Toetsen voor het instellen van een waarde of voor het
kiezen van een functie.
SET
= Stelt de meter in volgens uw specifieke toepassingen.
Toetsenbord
[Or. EC]
= Geleidbaarheidsoverschrijding (b.v. kortgesloten elektrode-
kabel).
[Or.°C]
= °C-overschrijding (gemeten temperatuur valt buiten het
normale bereik)
[not.CAL]
= IJkprocedure onderbroken (de vorige ijking blijft geldig!)
[Err.cc]
= Celconstante ligt niet tussen 70 ... 130 % van de nominale
waarde.
[Err.CAL]
= IJkfout (kijk cel en standaardoplossing na)
[Err.COd]
= Ongeldige kode (geef de juiste volgorde van de toetsen in!)
[Err.COM]
= RS232-verbinding gestoord.
[Err.MEM]
= Fatale geheugenfout (alle fabrieksinstellingen zijn
verdwenen. Laat uw toestel nakijken!)
[Err.Prb]
= Pt1000 (or Pt100) is niet aangesloten.
[not drY]
= Cel te nat voor automatische capaciteitscompensatie.
[EnGinEEr]
= Toegang tot de kode is onmogelijk (vraag een
onderhoudsman om de regelaar terug in te stellen!)
[ILLEGAL]
= Een onbevoegd persoon heeft tevergeefs getracht het
toestel te herstellen.
Vanaf nu is uw recht op waarborg
vervallen!
Foutmeldingen
De aflezing wisselt automatisch (±4 s interval) tussen de gekozen
meetbereiken door tegelijkertijd op
¿
en
À
te drukken tot [ALt]
verschijnt.
Ingangen
Alvorens een meting te doen, moeten de juiste elektroden met de juiste
ingangen worden verbonden. Er is een afzonderlijke automatische
temperatuurcompensatie voor elk kanaal, maar er kan ook een
gemeenschappelijke temperatuurcompensator Pt1000 (of Pt100) gebruikt
worden voor de twee kanalen.
Meetpunt
Vooraleer een definitieve keuze wordt gemaakt i.v.m. de plaats van de
elektroden, is het nuttig een meetprofiel te maken van de vloeistofstroom
om zeker te zijn dat de vereiste homogeniteit bereikt is. De regel wil dat
de elektroden één derde van de buiswijdte diep in de vloeistofstroom
steken en zo geplaatst worden dat zij gasbellen of bezinksel rond het
meetpunt vermijden. Gewoonlijk worden de meetelektroden vertikaal in de
stroming geplaatst met de meetkop stroomafwaarts gericht om het risico
voor verstopping door zwevend materiaal in te dijken. Alle sensoren
worden meestal geplaatst op een geschikte plaats stroomafwaarts van
het doseerpunt, waar de metingen stabiel en betrouwbaar zijn. De
respons van het doseersysteem wordt beïnvloed door de tijd die nodig is
om de reagentia te verspreiden en hun aankomst bij het meetpunt.
Verbindingen
Elektroden:
EC1
geleidbaarheidscel aan klem (+) en (-) van (CHAN.1).
EC2
geleidbaarheidscel aan klem (+) en (-) van (CHAN.2).
°C1
Pt1000 temperatuurcompensator aan klemmen (°C1).
°C2
Pt1000 temperatuurcompensator aan klemmen (°C2).