20
Parameters
De mogelijkheden zijn afhankelijk van de kanaalinstellingen
(geleidbaarheid of °C) en hun logische funktie (onafhankelijk,
differentiaal, EN, OF).
1.
Druk op
SET
.
2.
Druk op
¿
of
À
tot het toestel b.v. [SEt PAr1] aangeeft en druk op
CAL
om verder te gaan of op
SET
om te eindigen. Kies [SEt PAr2]
om de parameters van kanaal-2 te programmeren. Indicator (1) wordt
nu vervangen door (2). Als beide kanalen onderling verbonden
werden door een van de logische funkties, zullen beide indicators
beginnen knipperen.
3.
Op de aflezing verschijnt b.v. [600µS] terwijl (1) en (L) knipperen. Stel
het gewenste laag niveau voor kanaal-1 in met
¿
of
À
en druk op
CAL
om verder te gaan of op
SET
om te eindigen.
4.
Op de aflezing verschijnt b.v. [800µS] terwijl (1) en (H) knipperen. Stel
het gewenste hoog niveau voor kanaal-1 in met
¿
of
À
en druk op
CAL
om verder te gaan of op
SET
om te eindigen.
5.
De aflezing toont de hysteresis tussen de AAN- en UIT-stand van de
relais, b.v. [Hy=10] terwijl (1) en (=) knipperen. Stel de gewenste
hysteresis voor kanaal-1 in met
¿
of
À
en druk op
CAL
om verder te
gaan of op
SET
om te eindigen.
6.
Het toestel toont de tijd (s) waarna de relais in werking moeten treden
wanneer één van de ingestelde niveaus wordt overschreden, b.v.
[dt=120] terwijl (1) en (=) knipperen. Stel de gewenste tijd voor
kanaal-1 in met
¿
of
À
en druk op
CAL
om verder te gaan of op
SET
om te eindigen.
7.
De aflezing toont het max. niveauverschil vanwaar de proportionele
regeling moet beginnen, b.v. [dµS=80] terwijl (1) en (=) knipperen.
Stel het gewenste verschil voor kanaal-1 in met
¿
of
À
en druk
CAL
om verder te gaan of
SET
om te eindigen. Stel deze waarde in op 0
bij eenvoudige AAN/UIT-regelingen.
8.
Op de aflezing verschijnt de pulstijd (s) van de relais, b.v. [Pt=15]
terwijl (1) en (=) knipperen. De relais pulsen aan een snelheid die
evenredig is met het regelverschil. Wanneer het verschil groter is dan
de ingestelde max. waarde, is het relais voortdurend gesloten. De
wachttijd tussen de pulsen verhoogt naarmate het hoog of laag
niveau genaderd wordt. Stel de gewenste pulstijd voor kanaal-1 in
met
¿
of
À
en druk op
CAL
om verder te gaan of op
SET
om te
eindigen. Deze stap wordt bij AAN/UIT- regelingen overgeslagen.
9.
De aflezing toont de alarmtijd (s) waarna de procesregeling moet
onderbroken worden in geval van een fout, b.v. [At=360] terwijl (1) en
(=) knipperen. Stel de gewenste pulstijd voor kanaal-1 in met
¿
of
À
en druk op
CAL
om verder te gaan of op
SET
om te eindigen. Stel
deze waarde in op 0 bij niet gebruik van het alarm.
10.
Wanneer beide kanalen met elkaar verbonden zijn door een AND- of
OR- funktie, toont de aflezing het maximale toegelaten verschil
tussen de 2 metingen, b.v. [dA=0.30] terwijl (1), (2), en (=) knipperen.
Stel de gewenste waarde in met
¿
of
À
en druk op
CAL
om verder
te gaan of op
SET
om te eindigen. De procesregeling stopt
onmiddellijk en er wordt een algemeen alarmsignaal gegeven
wanneer deze waarde wordt overschreden.
De differentiaalfunktie tussen beide kanalen laat toe een procescontrole
uit te voeren op het verschil tussen twee gemeten waarden. Een
instelling van b.v. 300 µS/cm voor het hoog niveau maakt dat het
betroffen relais alleen geactiveerd wordt wanneer het verschil tussen
beide kanalen de 300 µS/cm overschrijdt en NIET wanneer één van
beide kanalen de 300 µS/cm overschrijdt!