26
12
3
12
3
12
3
Nota:
Zorg ervoor dat het hekken waterpas staat.
•
Demonteer de steun
“9”
van de motor en bevestig deze op de gemar-
keerde plaats op het hekken. (
fi
g.14 pag.7)
•
Plaats de motor terug op de steunen "9" en breng de clips
“8”
aan op
de motorslede
“4”
.
•
Ontgrendel de motor en maak een volledige manuele beweging van
het hekken. Controleer hierbij dat dit vlot verloopt.
•
Voor hekkens groter dan
1.8m
per vleugel is het aangeraden een elek-
trisch slot te voorzien.
•
Controleer alvorens de aansluitingen te maken de voedingsspanning
van het net.
- De motor werkt op spanningen tussen 220V...230V/ 50 Hz.
•
De motor moet geaard zijn aan het aardingspunt
•
Gebruik geen kabels met aluminium geleiders, soldeer de kabels niet aan
elkaar in de aftakdozen, gebruik kabel geschikt voor extern gebruik.
-
- Een differentieelschakelaar van 0,03 A moet geplaatst zijn tussen de
besturingskast en de hoofdvoeding.
De voedingskabel moet lang genoeg zijn dat deze in geen enkel geval
gespannen staat.
• Voorzie een weersbestendige aftakdoos per motor om de verbinding
met de stuurkast tot stand te brengen..
• De kabel mag niet rond de bevestigingsvoeten gedraait worden en niet
in de muur worden ingemetselt.
-Verbindt de bijgeleverde condensator tussen de draden “2” en “3” van
de motor (
fi
g.19-21).
Beschermkap voor de motoraansluiting
1)
Schuif de rubber afdichtingsring
op de kabel en schuif deze ver genoeg op
de kabel om de aansluiting uit te kunnen
voeren.
2)
Maak de kabel vast met de
kabelklem
3) S
luit de beschermkap en schuif de
rubber afdichtingring over de kap.
Deze handeling moet correct uitgevoerd
worden om een IP54 beschermingsgraad te bekomen.
¡OPMERKING !
De motor is niet voorzien van een krachtbegren-
zer. Gebruik enkel een elektronische besturingskast welke een
krachtbegrenzer heeft om de kracht op de kop van het hekken in
te kunnen stellen op
150N
(lokale kracht normen).
AFREGELING VAN DE KRACHTINSTELLING VAN DE MOTOR (op
de besturingskast).
Het is aangeraden een Cardin besturingskast met krachtregeling te gebruiken
om de motoren te sturen.
De Cardin besturingskasten optimaliseren de werking van de "machine"
(het hekken) en voorzien steeds bij het starten van de beweging een vol
vermogen of maximum koppel.Gedurende de rest van de beweging krijgen
de motoren het op de besturingskast ingestelde koppel.
De instelling van dit koppel moet gebeuren door enkele bewegingen uit te
voeren en varieert in functie van de grootte en het gewicht van het hekken
Rekening houdend met de geldende normen is het aan te raden deze instelling
i,n te stellen op een adequate manier volgens het type installatie
Een perfect ingestelde kracht garandeert een optimale en veilige werking
van het systeem.
AFREGELING VAN DE EINDELOPEN 200/BL202C (
fi
g.3 pág. 3)
De BL202C is uitgerust met mechanische eindeloopringen “7” en “10”
op de worm “11”.
Pas deze aan volgens de stand van de motor (hekken open en gesloten)
en draai deze vast met de bijgeleverde vijzen.
De manuele ontgrendeling wordt gebruikt bij stroompannes.
Om de motor te ontgrendelen gebruikt men de bijgeleverde sleutel welke
men best op een veilige plaats bewaart.
Ontgrendelen van de motor:
- hef de beschermingskap op door een lichte druk uit te voeren op de
zijkanten (
fi
g.12a-12b),
- breng de sleutel in en verdraai deze ongeveer 30° (
fi
g. 12c).
het ontgrendelsysteem ontkoppelt en het slot springt naar boven;
- om de motor ontgrendelt te houden sluit men terug de beschermkap
(
fi
g. 12e).
Terug vergrendelen:
- verwijder de sleutel (
fi
g.12d), sluit de beschermkap terug en druk deze
zacht terug in tot het systeem terug vergrendelt.
Opmerking :
Deze vergrendeling moet zonder weerstand kunnen.Indien
dit niet zo is moet men het hekken een beetje verduwen.
De motor is nu terug vergrendeld en het hekken kan terug elektrisch
bediend worden.
Het vergrendelen moet zonder weerstand kunnen gebeuren, het
forceren kan ernstige schade berokkenen aan de reductor van
de motor.
ELEKTRISCHE AANSLUITING (
fi
g. 19-21 pag. 9-11)
MANUELE ONTGRENDELING (
fi
g.12 pag. 6)