57
INSTALLATIE
VOORDAT U DE OVEN AANSLUIT
V
E
RZ
EKE
R
U
E
R
VA
N
D
AT
H
ET
APPA
R
AAT
N
IET
B
ES
CH
A
D
I
GD
IS
.
Controleer of de ovendeur goed tegen de
deursteun sluit. Haal de oven leeg en reinig de
binnenkant met een zachte, vochtige doek.
NA DE AANSLUITING
D
IT
APPA
R
AAT
MOET
worden geaard. De fab-
rikant kan niet aansprakelijk gesteld wor-
den voor letsel aan personen of dieren
noch voor materiële schade als het ap-
paraat niet is geaard.
D
e fabrikanten zijn niet aansprakelijk voor
eventuele problemen die worden vero-
orzaakt doordat de gebruiker deze instruc-
ties niet in acht heeft genomen.
G
E
BR
UIK
H
ET
APPA
R
AAT
N
IET
als het netsnoer
of de stekker beschadigd is, als het appa-
raat niet goed werkt of als het beschad-
igd of gevallen is. Dompel het netsnoer
of de stekker niet onder in water. Houd
het snoer uit de buurt van warme op-
pervlakken. Hierdoor kunnen elektrische
schokken, brand of andere ongevallen
worden veroorzaakt.
C
O
N
T
R
OLEE
R
OF
D
E
SPA
NN
I
NG
op het typep-
laatje overeenstemt met de spanning in
uw woning.
U
KU
N
T
UW
OVE
N
ALLEE
N
I
N
S
CH
AKELE
N
als de deur
goed gesloten is.
P
LAATS
D
E
OVE
N
OP
EE
N
STA
B
IEL
,
VLAK
OPPE
R
VLAK
dat sterk genoeg is
voor de oven en de schalen
die u erin plaatst. Behandel
de oven voorzichtig.
Z
O
RG
VOO
R
AFSTA
ND
tussen de oven en ande-
re warmtebronnen. Voor een goede ventilatie
moet er minstens 30 cm ruimte boven de oven
blijven. Het apparaat moet tegen een wand
geplaatst worden, zorg ervoor dat de lucht
onder, boven en rondom de oven vrij kan stro-
men. De magnetron mag niet in een kast gep-
laatst worden.
P
LAATS
UW
OVE
N
niet vlak bij een televisie, radio
of antenne; u kunt last krijgen
van storing.
NL