46
47
INSTELLING VAN
GEbRUIKERGEGEVENS
Wij adviseren u om een gebruikerscode te kiezen
en uw persoonlijke gegevens op te slaan. Deze
informatie wordt o.a. gebruikt bij het schatten van uw
persoonlijke calorieverbruik. Verder kunt u instellen
met welke meeteenheden het toestel moet werken
en de totaalwaarden van het toestel bekijken. Met uw
gebruikerscode kunt u ook uw zojuist afgesloten training
opslaan.
1. Druk de SET-toets. Kies met de pijltoets
gebruikerscode 1-4. Bevestig de waarde van de instelling
met de JOGWHEEL-toets. LET OP! Onder ”NO USER”
staan toestelinstellingen, met totale loopafstand en -tijd.
2. Stel de meeteenheden in (Metric = gegevens volgens
het metrische systeem / Imperial = gegevens in Engelse
eenheden): verander de instelling met de pijltoetsen en
bevestig de ingestelde waarde met de ENTER-toets; u
gaat dan verder naar de volgende instelling.
3. Geef uw gewicht op. Verander de instelling met de
pijltoetsen en bevestig de ingestelde waarde met de
JOGWHEEL-toets; u gaat dan verder naar de volgende
instelling. Deze gegevens zijn nodig voor de inschatting
van het energieverbuik.
4. Geef de lengte van de gebruiker op.
Deze informatie is noodzakelijk voor de bepaling van
het geschatte energieverbruik tijdens een looptest van 2
kilometer.
5. Stel het geslacht in (Male = man / Female = vrouw):
verander de instelling met de pijltoetsen en bevestig
de ingestelde waarde met de DRAAI-toets; u gaat dan
verder naar de volgende instelling. Deze gegevens zijn
nodig voor de inschatting van het energieverbuik.
6. Stel de leeftijd van de gebruiker in: verander de
instelling met de pijltoetsen en bevestig de waarde van
de instelling met de DRAAI-toets; u gaat dan verder
naar de volgende instelling. Deze gegevens zijn nodig
voor de inschatting van het energieverbuik.
7. Stel het gebruik van het signaalteken in (ON =
signaalteken klinkt / OFF = signaalteken klinkt niet):
Bij profieltraining meldt de console profielwijzigingen van
tevoren d.m.v. een geluidssignaal. Verander de instelling
met de pijltoetsen en bevestig de ingestelde waarde met
de DRAAI-toets; u gaat dan verder naar de volgende
instelling.
BELanGriJK!
U kunt de eenheden tijdens het
trainen instellen: druk de SET-toets, verander de instelling
met de pijltoetsen en bevestig met de DRAAI-toets.
8. Stel de eenheden van het display in (km/h, min/ km,
mph, min/mijl). Verander de instelling met de pijltoetsen
en bevestig de ingestelde waarde met de DRAAI-toets; u
gaat dan verder naar de volgende instelling.
9. Stel voor training met PSC- of hartslagbesturing de
topsnelheid van de loopmat in met de pijltoetsen:
bij deze trainingsvormen wordt de snelheid gekozen
op basis van de hartslag. Als er geen topsnelheid is
opgegeven, kan deze tijdens te training te hoog worden.
De standaardwaarde voor de topsnelheid is 12 km/h.
Verander de instelling met de pijltoetsen en bevestig
de ingestelde waarde met de DRAAI-toets; u gaat dan
verder naar de volgende instelling.
10. Op het display TOTAL TIME -ziet u uw eigen totale
gebruiksduur van de loopmat. Door de DRAAI-toets in te
drukken, gaat u verder naar het volgende display.
11. Op het display TOTAL DISTANCE -ziet u uw eigen
loopafstand op de loopmat. Door de DRAAI-toets
in te drukken, keert u terug naar de instelling van
gebruikergegevens, met de START-toets laat u de
getoonde gebruikerinstelling verdwijnen. Wanneer
u uw gegevens heeft ingevoerd, kunt u deze later
benutten door aan het begin van de training uw
eigen gebruikerscode te selecteren. De gekozen
gebruikerscode blijft in het geheugen van de console tot
er een andere code in gebruik wordt genomen, of tot de
veiligheidssleutel wordt verwijderd of de stekker uit het
stopcontact wordt getrokken.
POSITION SPEED
CONTROL (PSC)
In de functie Position Speed Control (PSC) regelt u de
snelheid van de loopmat door uw plaats op de mat te
veranderen. De snelheid van de loopmat verhoogt, als u
zich naar voren beweegt, en ze verlaagt, als u zich naar
achteren beweegt, en ze blijft dezelfde, als u zich op het
middenvlak van de loopmat blijft voortbewegen.
BELanGriJK!
Als teken van de console dat de
hartslagmeting functioneert, knippert - als de display de
Heart Rate aangeeft - er een vierkantje op.
BELanGriJK!
Maak de klem van de
veiligheidssleutel altijd zorgvuldig aan uw hemd vast als u
de PSCfunctie gebruikt. Regel de lengte van de snoer van
het veiligheidssleutel zo, dat het zich van de console
losmaakt, als u te ver naar achteren gaat.
BELanGriJK!
Als u met behulp van de PSC-functie
traint, mag er in de nabijheid van de loopmat geen
andere hartslagzender zijn - de onderlinge afstand tussen
de loopmatten moet minstens twee meter bedragen;
gelijktijdige signalen van twee zenders brengen de
gebuikersveiligheid in gevaar, omdat ze de sturing van
de PSC-functie in de war brengen.
PSC INSTELLINGEN
Tijdens het instellen van de PSC-functie moet de loopmat
stilstaan.
1. Begin het gebruik van de PSC-functie door de limieten
van de snelheidsbereiken in te stellen. Druk dan op de
PSC-toets van de console.
2. Op het display komt de tekst PSC ON (functie aan) of
PSC OFF (functie uit), afhankelijk van de laatste instelling
van de console. Stel in PSC ON met de DRAAI-toets en
druk op DRAAI-toets.
3. Op het display verschijnt de tekst PRESS JOGWHEEL
TO CALIBRATE PSC OR START TO EXIT (Druk op de DRAAI-
toets om naar de PSC-instellingen te gaan of op START
als u niets meer wilt instellen). Ga in het midden van de
mat staan. Ongeveer 10 cm voor dat punt zal de mat
sneller gaan en ongeveer 20 cm achter dat punt zal
de mat langzamer gaan. Druk ENTER, waardoor op het
display verschijnt de tekst PLEASE WAIT 8 en de console uw
loopafstand meet
op basis van het hartslagsignaal. Als de meting van 8
seconden voorbij is, verschijnt er op de display de tekst
CALIBRATION READY PRESS START (instelling gereed, begin
functie met START-knop).
T70 & T80 -
GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS