78
• Als het voertuig de neiging heeft om naar links of rechts te trekken, moet u de trimming op de afstandsbediening
bijstellen (zie afb. 1, pos. 9).
• Als het voertuig bij het loslaten van de hefboom (13) niet blijft staan, corrigeer dan de trimming voor de rijdfunctie
met de motor-trimregelaar (zie afb. 1, pos. 10).
k) Rijden stoppen
Om het rijden te stoppen, gaat u als volgt te werk:
• Laat het voertuig uitlopen.
• Nadat het voertuig stil staat, schakelt u het voertuig uit (positie van de aan/uit-schakelaar zie afb. 2), en brengt u de
schakelaar in de stand "OFF".
Steek uw vingers niet in de wielen of in de aandrijving en u mag in geen geval de hendel voor de rijfunctie
van de afstandsbediening bewegen!
• Koppel het accupack los van de rijdregelaar. Maak de stekkerverbinding volledig los.
• Pas daarna mag de zender uitgeschakeld worden.
Let op!
Motor, rijregelaar en accupack worden tijdens het gebruik zeer warm! Raak deze onderdelen daarom niet
direct na het rijden aan; verbrandingsgevaar!
U onmiddellijk stoppen met rijden als u ongewone reacties van het voertuig op de commando´s van de
afstandsbediening waarneemt of als het voertuig niet meer reageert.
Dit kan door een zwakke rij-accu, zwakke batterijen of accu´s in de afstandsbediening of een te grote
afstand tussen het voertuig en de afstandsbediening veroorzaakt worden.
Ook een antenne die niet volledig uitgetrokken is, storingen op het gebruikte zendkanaal (bv. andere
modelvoertuigen, draadloze overdracht door andere apparaten) of slechte zend- en
ontvangstomstandigheden kunnen een reden zijn voor ongewone reacties van het voertuig.
l) Dragen van het voertuig
Door storingen in de werking, onbedoelde activering van de zender of door een andere zender op hetzelfde kanaal
kan het voertuig onvoorspelbaar reageren.
Daarom dient u er absoluut voor te zorgen dat u niet met uw vingers in de aandrijving komt wanneer u het
voertuig op zijn startpositie wilt zetten of wanneer u het van de grond wilt optillen.