75
Controleer aan de hand van de LED's of de geplaatste batterijen/accu's nog vol genoeg zijn.
• Indien de 3 LED's oplichten, zijn de batterijen resp. accu's vol.
• Als de groene LED dooft (alleen de rode en de gele LED branden), dan zijn de batterijen resp. accu's zwak en
moeten ze op korte termijn worden vervangen. Het gebruik van de zender en het voertuig is bij deze batterij-/
accutoestand echter nog probleemloos mogelijk.
• Als alleen de rode LED nog oplicht, dan zijn de batterijen resp. de accu's leeg en moeten ze worden vervangen door
nieuwe. Beëindig het gebruik van het voertuig, schakel het voertuig uit, en pas daarna de afstandsbediening. Vervang
pas daarna de batterijen of accu´s in de zender door nieuwe.
f) Accupack in het voertuig plaatsen en op de rijregelaar aansluiten
Voor het voertuig is een gebruikelijk 6-cellig racing-pack (NiCd of NiMH) vereist.
• Trek een van beide hoekklemmen af (verwijder vooraf de houdclip). Daarna kan de accupack erin gestoken worden
(gaat eventueel een beetje stroef).
• Maak de hoekklem weer vast en beveilig deze met het clipje.
Om te vermijden dat de wielen plots beginnen te draaien en het voertuig ongecontroleerd begint te rijden
(bijv. als de trimming voor de aandrijving versteld is), moet u het modelvoertuig op een geschikte steun
(bijv. een startbox) plaatsen, zodat de wielen vrij kunnen draaien en niet in contact staan met de bodem.
Grijp nooit in de aandrijving (banden, assen, tandwielen/rondsel, cardanas), gevaar op kwetsuren!
• Schakel de afstandsbediening in.
• Schakel de rijregelaar op het voertuig uit (schakelaar in de stand "OFF",
stand van de schakelaar zie pijl op afb. 2).
• Verbind nu de accu met de rijregelaar. Gebruik bij het aansluiten geen
geweld; de stekers zijn beveiligd tegen verkeerd polariseren.
g) Rijregelaar inschakelen
Controleer nogmaals, of de afstandsbediening ingeschakeld en gebruiksklaar is en of het voertuig zich op
een geschikte ondergrond (bijv. startbox) bevindt, zodat de wielen vrij kunnen draaien en geen contact
maken met de grond.
Zet de schakelaar (zie afb. 2) voor de rijregelaar in de stand "ON" (= aan). Let daarbij op de aanduiding op de
schakelaar.
¨
Afb. 2