![Petzl VOLT Technical Notice Download Page 14](http://html1.mh-extra.com/html/petzl/volt/volt_technical-notice_1533629014.webp)
TECHNICAL NOTICE
VOLT - VOLT WIND version internationale
C0095800B (280819)
14
NL
In deze bijsluiter wordt uitgelegd hoe u uw materiaal juist moet gebruiken. Er komen
hierin slechts enkele technieken en toepassingen aan bod.
De waarschuwingsborden geven u bepaalde mogelijke gevaren aan rond het gebruik
van uw materiaal, maar we kunnen hier uiteraard niet alles behandelen. Lees daarom de
nieuwste updates en aanvullende info op Petzl.com.
U bent zelf verantwoordelijk om met elke waarschuwing rekening te houden en uw
materiaal juist te gebruiken. Elk verkeerd gebruik van dit materiaal zal aan de oorsprong
liggen van bijkomende gevaren. Neem bij twijfel of onduidelijkheden contact op met
Petzl.
1. Toepassingsveld
Persoonlijk beschermingsmiddel (PBM) tegen hoogtevallen.
Complete antival- en werkpositioneringsgordel.
Dit product mag niet méér belast worden dan toegelaten en mag niet gebruikt worden
in situaties waarvoor het niet bedoeld is.
Verantwoordelijkheid
LET OP
De activiteiten die het gebruik van deze uitrusting vereisen, zijn van nature
gevaarlijk.
U staat zelf in voor uw daden, beslissingen en veiligheid.
Voordat u deze uitrusting gebruikt, moet u:
- Alle gebruiksinstructies lezen en begrijpen.
- Een aangepaste training volgen voor het gebruik van deze uitrusting.
- Zich vertrouwd maken met uw uitrusting, en de prestaties en beperkingen ervan leren
kennen.
- De inherente risico’s begrijpen en aanvaarden.
Het niet-respecteren van een van deze waarschuwingen kan leiden tot
ernstige of dodelijke verwondingen.
Dit product mag enkel gebruikt worden door (personen die onder direct visueel toezicht
staan van) bevoegde en beraden personen.
U staat zelf in voor uw daden, beslissingen en veiligheid, en neemt dan ook persoonlijk
de gevolgen op zich. Indien u niet in staat bent om deze verantwoordelijkheid op u te
nemen of de gebruiksinstructies niet goed begrepen hebt, gebruik dit apparaat dan niet.
2. Terminologie van de onderdelen
(1) Sternaal inbindpunt A/2, (2) Dorsaal inbindpunt voor oprolsysteem, (3) Dorsaal
inbindpunt, (4) Inbindpunt achteraan, (5) Laterale inbindpunten, (6) Schouderriemen,
(7) Beenlussen, (8) FAST LT PLUS automatische gesp van de beenlussen, (9) FAST LT
automatische gesp van de sternale bandlus, (10) FAST LT PLUS automatische gesp
van de heupriem, (11) DOUBLEBACK gesp van de heupriem, (12) DOUBLEBACK
gesp van de dorsale bandlus, (13) DOUBLEBACK gesp van de schouderriemen,
(14) DOUBLEBACK regelgesp voor de hoogte van de beenlussen, (15) Elastische
doorsteeklus, (16) Plastic doorsteeklus, (17) Materiaallus, (18) Karabinerhouder van de
antivalleeflijn, (19) Doorsteeklus voor de installatie van het zitje, (20) Velcro doorsteeklus
voor ASAP’SORBER, (21) Valstopindicator.
Voornaamste materialen
Bandlussen: polyester.
FAST LT, FAST LT PLUS en DOUBLEBACK gespen: staal en aluminiumlegering.
Dorsaal inbindpunt: aluminiumlegering.
3. Check: te controleren punten
Uw veiligheid is afhankelijk van uw volledige uitrusting.
Petzl beveelt op zijn minst een grondige 12-maandelijkse controle door een bevoegd
persoon aan (conform de geldende normen in uw land en de omstandigheden
waarin u het product gebruikt). Leef de gebruiksregels na zoals vermeld op Petzl.
com. Vermeld de resultaten op de fiche van uw PBM: type, model, gegevens van de
fabrikant, serienummer of individueel nummer, data van fabricage, aankoop, eerste
ingebruikneming, volgende periodieke nazichten; gebreken, opmerkingen, naam en
handtekening van de controleur.
Vóór elk gebruik
Kijk de bandlussen ter hoogte van de inbindpunten, de regelgespen en de
veiligheidsstiksels na.
Controleer op scheuren, slijtageverschijnselen en schade ten gevolge van het gebruik,
hitte, chemische producten enz. Let op voor doorgesneden of uitgerokken vezels.
Check de goede werking van de FAST LT en FAST LT PLUS gespen. Controleer de
valstopindicatoren. Een indicator wordt zichtbaar als een van de antivalpunten een
schok van meer dan 400 daN heeft ondergaan. Gebruik uw gordel niet langer als er een
valstopindicator zichtbaar is.
Tijdens het gebruik
Check regelmatig of de regelgespen goed aangespannen zijn. Het is belangrijk om
regelmatig de staat van het product te controleren, alsook zijn verbindingen met de
andere onderdelen van het systeem. Zorg ervoor dat alle elementen goed geplaatst zijn
ten opzichte van elkaar.
4. Verenigbaarheid
Gelieve na te zien of dit product compatibel is met de andere elementen van het
systeem in uw toepassing (compatibiliteit = een goede functionele interactie).
5. Aantrekken van de gordel
- Zorg ervoor dat u het overtollige deel van de bandlussen (goed platgedrukt) in de
doorsteeklussen opbergt.
- Let op losse voorwerpen die de goede werking van de FAST LT en FAST LT PLUS
snelgespen kunnen hinderen (steentjes, zand, kledij ...). Controleer of ze goed
vergrendeld zijn.
Afstelling en ophangingstest
Uw gordel moet zo goed mogelijk op uw lichaam aansluiten om het risico op
verwondingen bij een val te beperken.
De gebruiker dient een ophangingstest op elk inbindpunt en verschillende bewegingen
met zijn uitrusting uit te voeren, om er zeker van te zijn dat dit de gepaste maat is en
voldoende comfort verzekert voor het gewenste gebruik, en dat alles optimaal afgesteld
is.
Deze gordel moet aangepast of afgesteld worden volgens de grootte van de gebruiker
met het oog op een optimale bescherming.
Zie afstelschema’s en werkingstest.
Gebruik deze gordel niet als u hem niet juist kunt aanpassen. Vervang hem door een
gordel met een andere maat of een ander model.
6. Antivalgordel
6A. Sternaal inbindpunt
6B. Dorsaal inbindpunt
6C. Dorsaal inbindpunt in textiel voor oprolsysteem
Dorsaal inbindpunt enkel bedoeld voor het verbinden van een antivalsysteem met een
automatische rappel. Volg de gebruiksvoorschriften van de fabrikant.
Enkel deze inbindpunten dienen voor het verbinden van een valstopsysteem zoals
een mobiele antivalbeveiliging op touw, een energieabsorber ... Om deze punten beter
te identificeren, zijn ze aangeduid met de letter A. Het sternale inbindpunt heeft twee
gespen, die aangeduid zijn met A/2. Gebruik steeds beide gespen samen.
Tirant d’air: resterende hoogte onder de gebruiker
De resterende hoogte onder de gebruiker moet voldoende zijn zodat hij geen
hindernissen raakt bij een val.
Tijdens een val wordt het inbindpunt geactiveerd om de val te stoppen. U moet
rekening houden met deze 0,5 m (maximaal) bij de berekening van de tirant d’air. Houd
bij de berekening van de tirant d’air rekening met de lengte van de karabiners die de
valhoogte beïnvloedt.
De specifieke berekeningen van de tirant d’air zijn uitgelegd in de technische bijsluiters
van de andere onderdelen (energieabsorber, mobiele antivalbeveiliging ...).
7. Positioneringsgordel
Deze inbindpunten voor positionering zijn niet geschikt als antivalinbindpunten. Deze
inbindpunten zijn bedoeld om de gebruiker in positie te houden op zijn werkplaats of
hem te verhinderen om een plaats met een valrisico te bereiken.
Houd de leeflijn mooi onder spanning.
7A. Laterale inbindpunten op de heupriem
Gebruik steeds beide laterale inbindpunten samen door ze te verbinden met een leeflijn
voor werkpositionering zodat u comfortabel gesteund wordt in de heupriem.
7B. Inbindpunten van het zitje voor de VOLT gordel
Gebruik steeds beide inbindpunten van het zitje samen door ze te verbinden met een
leeflijn voor werkpositionering zodat u comfortabel gesteund wordt in het zitje. Let op:
het zitje is niet compatibel met de VOLT WIND gordels.
8. Werkplaatsbeperking en reddingsoperaties
De sternale inbindpunten, het dorsale punt en het verbindingspunt achteraan voor
werkplaatsbeperking kunnen gebruikt worden voor werkplaatsbeperking om de
gebruiker te verhinderen om een plaats met een valrisico te bereiken.
Het sternale inbindpunt en het dorsale inbindpunt in metaal kunnen gebruikt worden
voor reddingsoperaties.
9. Karabinerhouder van de antivalleeflijn
Mag enkel gebruikt worden als karabinerhouder van een niet-gebruikte antivalleeflijn.
Bij een val laat de karabinerhouder van de leeflijn de karabiner op het einde van de
leeflijn los om de activering van de energieabsorber niet te hinderen. Let op: dit is geen
antivalinbindpunt.
10. Materiaallus
De materiaallussen mogen uitsluitend gebruikt worden voor het transporteren van
materiaal.
LET OP - GEVAAR: gebruik de materiaallussen niet voor het beveiligen, voor afdalingen,
om u in te binden of om u te verbinden met een leeflijn.
11. Aanvullende informatie ANSI
- De gebruiksinstructies moeten geleverd worden aan de gebruiker van deze uitrusting.
- De gebruiksinstructies, bepaald in de bijsluiter van elke uitrusting geassocieerd met dit
product, moeten worden gerespecteerd.
- Noodplan: voorzie de nodige reddingsmogelijkheden om snel te kunnen reageren bij
eventuele moeilijkheden.
- Let op: er kan zich een gevaar voordoen tijdens het gebruik van meerdere uitrustingen
waarbij de veiligheidsfunctie van een van de apparaten kan beïnvloed worden door de
veiligheidsfunctie van een ander apparaat.
- Let op: chemische producten, de warmte, corrosie en uv-stralen kunnen uw gordel
beschadigen. Neem bij twijfel contact op met uw lokale Petzl verdeler.
- Waakzaamheid is vereist als u in de buurt van elektriciteitsbronnen, mobiele apparaten,
of scherpe of ruwe oppervlakken werkt.
12. Extra informatie
Afschrijven:
LET OP: een uitzonderlijk voorval kan u ertoe brengen het product af te schrijven na één
enkel gebruik (type en intensiteit van gebruik, gebruiksomgeving: agressieve milieus,
zeewater, scherpe randen, extreme temperaturen, chemische producten ...).
Een product moet worden afgeschreven wanneer:
- Het ouder dan 10 jaar is en samengesteld uit plastic of textiel.
- Het een belangrijke val of belasting heeft ondergaan.
- Het resultaat van de controles van het product geen voldoening geeft. U twijfelt aan de
betrouwbaarheid ervan.
- U zijn volledige gebruikshistoriek niet kent.
- Het product in onbruik is geraakt (wijziging van de wetgeving, normen of technieken,
onverenigbaarheid met de andere delen van de uitrusting ...).
Vernietig deze afgeschreven producten om een verder gebruik te vermijden.
Pictogrammen:
A. Levensduur: 10 jaar - B. Markering - C. Toegelaten temperatuur - D.
Gebruiksvoorschriften - E. Reiniging/desinfectie - F. Droging - G. Berging/
transport - H. Onderhoud - I. Veranderingen/herstellingen
(verboden buiten de Petzl
ateliers, behalve voor vervangstukken)
- J. Vragen/contact
3 jaar garantie
Voor fabricage- of materiaalfouten. Met uitzondering van: normale slijtage, oxidatie,
veranderingen of aanpassingen, slechte berging, slecht onderhoud, nalatigheid of
toepassingen waarvoor dit product niet bestemd is.
Waarschuwingsborden
1. Situatie die een dreigend risico op een ernstige of dodelijke verwonding inhoudt.
2. Blootstelling aan een mogelijk risico op een incident of verwonding. 3. Belangrijke
informatie over de werking of de prestaties van uw product. 4. Niet compatibel met
ander materiaal.
Markering en tracering
a. Nummer van de bevoegde instantie die de productie van dit PBM controleert - b.
Keuringsorganisme - c. Tracering: datamatrix - d. Maat - e. Individueel nummer - f.
Fabricagejaar - g. Fabricagemaand - h. Lotnummer - i. Individuele identificatie - j.
Normen - k. Lees aandachtig de technische bijsluiter - l. Identificatie van het model - m.
Adres van de fabrikant - n. Fabricagedatum (maand/jaar)
Bijlage A - ANSI
ANSI/ASSE Z359 gebruiks- en onderhoudsvoorschriften van een
compleetgordel
NB: deze bijsluiter bevat de voorschriften en algemene informatie van de norm ANSI/
ASSE Z359. We verwijzen u echter ook steeds naar de technische bijsluiter van de
fabrikant, want hij kan strengere gebruiksbeperkingen opleggen.
1.
De gebruikers moeten een gepaste opleiding volgen over het gebruik van het
materiaal, met name de specifieke veiligheidsprocedures voor die bepaalde werkplaats.
De norm ANSI/ASSE Z359.2 verduidelijkt de minimale vereisten betreffende de
beschermingsprogramma’s tegen vallen, stelt de voorschriften en vereisten op
betreffende de beschermingsprogramma’s tegen vallen, ingevoerd en beheerd door
de werkgever, i.e. de regels, verantwoordelijkheden en opleidingen, de procedures
voor de bescherming tegen vallen, de wegwerking en het beheer van de valrisico’s,
de procedures voor noodgevallen, de studies van de incidenten en balans van de
doeltreffendheid van het ingevoerde programma.
2.
De juiste afstelling van de compleetgordel is essentieel voor een optimaal gebruik
ervan. De gebruiker moet goed opgeleid zijn voor het kiezen van de juiste maat en moet
toezien op de juiste afstelling van zijn compleetgordel.
3.
De gebruiker moet de voorschriften van de fabrikant voor de keuze van de juiste maat
en afstelling volgen. Hij let hierbij vooral op: gespen correct verbonden en uitgelijnd,
beenlussen en schouderriemen goed aangespannen, sternale bandlussen in het
midden van de borst en beenlussen gepositioneerd en aangespannen om, bij een val,
elk contact met de geslachtsorganen te vermijden.
4.
Een compleetgordel conform de norm ANSI/ASSE Z359.11 moet voorzien zijn van
een individueel antivalsysteem dat de valimpact tot maximaal 8 kN beperkt.
5.
Het Harnass Suspension Trauma (HST) is een ernstig fenomeen, dat kan voorkomen
worden met een degelijke gordel, een snelle reddingsactie en hulpmiddelen die de
druk op het lichaam na een val verlichten. Indien de gebruiker nog bij bewustzijn
is, kan hij een apparaat inschakelen om het hangen in de gordel en de druk op de
benen te verlichten, om zodoende de bloedcirculatie te verbeteren en HST zo veel
mogelijk uit te stellen. Een connector van een verbindingselement is niet bedoeld
voor de rechtstreekse verbinding met een verankering of een verbinding van de
antivalverankering. U moet een energieabsorber gebruiken om de valimpact tot
maximaal 8 kN te beperken. De lengte van een connector van een verbindingselement
kan een invloed hebben op de valhoogte en de berekening van de tirant d’air.
6.
De elasticiteit van een compleetgordel, i.e. de capaciteit van een element van het
individuele antivalsysteem om zich uit te trekken en zich te vervormen tijdens een
val, kan bijdragen tot de algemene rek van het systeem bij een val. U moet rekening
houden met de verhoging van de valhoogte als gevolg van de elasticiteit van een
compleetgordel, de lengte van de verbinding van de compleetgordel, wegzinking van
het lichaam in de compleetgordel en alle andere factoren die van belang zijn bij de
berekening van de tirant d’air van een specifiek antivalsysteem.
7.
Wanneer ze niet gebruikt worden, moeten de leeflijnen die verbonden zijn met
het inbindpunt in D-vorm van de compleetgordel, niet verbonden worden met een
positioneringsapparaat of andere structurele elementen van de compleetgordel, behalve
wanneer een bevoegd persoon of de fabrikant van de leeflijn deze verbinding als
aanvaardbaar beschouwt. Dit is vooral belangrijk bij gebruik van bepaalde leeflijnen in
Y-vorm, want de valimpact kan zich overzetten op de gebruiker via het niet-gebruikte
uiteinde, indien dit niet los kan van de gordel. Het opbergpunt van een leeflijn zit
gewoonlijk ter hoogte van het borstbeen om het risico op belemmering of struikelen
te beperken.
8.
De uiteinden van de bandlussen kunnen verstrikt raken in een machine of een
regelapparaat loshaken. Elke compleetgordel moet voorzien zijn van doorsteeklussen of
andere elementen om de uiteinden van de bandlussen in vast te steken.
9.
Rekening houdend met de aard van de geweven inbindpunten, is het raadzaam om
ze enkel te verbinden met andere geweven bandlussen of met karabiners. Het gebruik
van een haakkarabiner is afgeraden, behalve in specifieke gevallen die de fabrikant
goedkeurt.
De punten 10-16 bevatten extra informatie over de plaatsing en het gebruik van
de verschillende inbindpunten van een compleetgordel.
10. Dorsaal
Het dorsale inbindpunt moet gebruikt worden als belangrijkste inbindpunt in
een valstopsysteem, behalve wanneer de gebruiksomstandigheden een ander
inbindpunt toelaten. Het dorsale inbindpunt kan ook dienst doen als inbindpunt
voor werkplaatsbeperking of reddingsoperaties. Wanneer het dorsale inbindpunt
de gebruiker bij een val vasthoudt, moet de gordel zo ontworpen zijn dat hij de last
via de schouderriemen en beenlussen verplaatst. Het dorsale inbindpunt houdt de
gebruiker na de val vast en houdt hem mooi rechtop, lichtjes voorovergebogen en met
een lichte druk op de borstkas. Voor de keuze tussen een verstelbaar en vast dorsaal
inbindpunt moet u rekening houden met verschillende elementen. Een verstelbaar
dorsaal inbindpunt is gemakkelijker te verstellen tussen gebruikers van verschillende
grootte en houdt de gebruiker na een val in een meer verticale positie, maar maakt de
compleetgordel iets elastischer.
11. Sternaal
Het sternale inbindpunt kan dienst doen als secundair inbindpunt in een valstopsysteem
wanneer een bevoegd persoon het dorsale inbindpunt beschouwt als slecht
aangepast en wanneer er enkel een risico is op een val met de voeten eerst. Een
sternaal inbindpunt is geschikt voor de volgende toepassingen (niet-exhaustieve
lijst): een ladder opklimmen met een antivalsysteem, een ladder opklimmen met een
automatisch intrekbare antivalleeflijn, werkpositionering en het werken op touw. Het
sternale inbindpunt kan ook dienst doen als inbindpunt voor werkplaatsbeperking of
reddingsoperaties.
Wanneer het sternale inbindpunt de gebruiker bij een val vasthoudt, moet de gordel zo
ontworpen zijn dat hij de last via de schouderriemen en beenlussen verplaatst.
Wanneer het sternale inbindpunt de gebruiker vasthoudt bij een val, zal dit punt de
gebruiker in zittende of gebogen positie brengen, en wordt de last hoofdzakelijk
verplaatst naar de benen, het zitvlak en de onderrug.
Bij werkpositionering blijft de gebruiker rechtop dankzij het sternale inbindpunt.
Wanneer het sternale inbindpunt dienst doet als antivalinbindpunt, moet de bevoegde
persoon, die de gebruiksomstandigheden evalueert, zich ervan vergewissen dat
er enkel een risico bestaat op een val met de voeten eerst. In dit geval moet u de
toegelaten valafstand mogelijk beperken. Een sternaal inbindpunt, voorzien van een
verstelbare sternale bandlus, kan ervoor zorgen dat het touw naar boven glijdt en
de gebruiker de adem afsnoert bij een val, extractie of ophanging. Voor dergelijke
toepassingen moet de bevoegde persoon dus een compleetgordel met een vast
sternaal inbindpunt overwegen.
12. Ventraal
Het ventrale inbindpunt dient als verbinding voor een antivalapparaat tijdens het
opklimmen op een ladder waarbij de gebruiker enkel met de voeten eerst zou vallen.
Dit ventrale inbindpunt kan ook gebruikt worden voor werkpositionering. Na een val
of tijdens de werkpositionering brengt het ventrale inbindpunt de gebruiker in zittende
positie met de borst verticaal en de last wordt hoofdzakelijk verplaatst naar de benen
en het zitvlak. Wanneer de gebruiker ondersteund wordt door het ventrale inbindpunt,
moet de compleetgordel de last direct verplaatsen naar de beenlussen en de bandlus
onder het zitvlak.
Wanneer het ventrale inbindpunt dienst doet als antivalinbindpunt, moet de bevoegde
persoon, die de gebruikersvoorwaarden evalueert, zich ervan vergewissen dat er enkel
een risico bestaat op een val met de voeten eerst. In dit geval moet u de toegelaten
valafstand mogelijk beperken.
13. Schouderriemen
U moet beide inbindpunten van de schouderriemen tegelijk gebruiken. Het gebruik
ervan is mogelijk tijdens een reddingsoperatie en afdaling/recuperatie. De inbindpunten
van de schouderriemen mogen niet gebruikt worden als antivalinbindpunten. Het is
raadzaam om de inbindpunten van de schouderriemen tegelijk te gebruiken en met een
spreider om de schouderriemen van een compleetgordel uit elkaar te houden.
14. Heupriem, achterkant
U mag het inbindpunt achteraan de heupriem enkel gebruiken voor
werkplaatsbeperking. U mag het inbindpunt achteraan de heupriem niet gebruiken als
antivalinbindpunt. Het is verboden om het inbindpunt achteraan de heupriem voor iets
anders te gebruiken dan werkplaatsbeperking. Het inbindpunt achteraan de heupriem
mag maar een minimale last ondergaan die naar de heupriem van de gebruiker wordt
verplaatst en mag nooit gebruikt worden om het volledige gewicht van de gebruiker te
ondersteunen.
15. Lateraal
De laterale inbindpunten moeten samen gebruikt worden, en enkel voor
werkpositionering. De laterale inbindpunten mogen niet gebruikt worden als
antivalinbindpunten. De ventrale inbindpunten worden vaak gebruikt door boomsnoeiers
voor werkpositionering, door hoogtewerkers voor de beklimming van een mast en door
bouwvakkers voor het metselen van muurankers of het klauteren op een bekisting. Het
is afgeraden om de laterale inbindpunten (of elk ander stijf punt van de compleetgordel)
te gebruiken voor het wegbergen van het uiteinde van een antivalleeflijn. Dit zou immers
een risico inhouden op struikelen of, in het geval van meerdere dubbele leeflijnen, zou dit
kunnen leiden tot een onevenwichtige verplaatsing van de last naar de compleetgordel
en dus de gebruiker, door het niet-gebruikte deel van de leeflijn.
16. Zitje voor hangend werken
De laterale inbindpunten van een zitje moeten samen gebruikt worden, en enkel voor
werkpositionering. De inbindpunten van een zitje mogen niet gebruikt worden als
antivalinbindpunten. De inbindpunten van een zitje worden vaak gebruikt bij langdurig
hangend werken, zodat de gebruiker zich kan neerzetten op het zitje tussen de twee
inbindpunten. Bijvoorbeeld voor het wassen van de ramen van een groot gebouw.
CONTROLE, ONDERHOUD EN BERGING VAN HET MATERIAAL DOOR DE
GEBRUIKER
De gebruikers van antivalsystemen moeten op zijn minst de voorschriften van de
fabrikant voor de controle, het onderhoud en de berging van het materiaal naleven. De
onderneming of de organisatie van de gebruiker moet een exemplaar van de bijsluiter
van de fabrikant bijhouden en beschikbaar maken voor alle gebruikers. Zie de norm
ANSI/ASSE Z359.2: de minimale voorschriften van een antivalprogramma voor de
controle, het onderhoud en de berging van het materiaal door de gebruiker.
1. Bovenop de controlevoorschriften van de fabrikant wordt het materiaal ook
gecontroleerd door de gebruiker vóór elk gebruik en binnen een periode van één jaar
door een bevoegd persoon (niet de gebruiker) op de volgende punten:
- afwezige of onleesbare markeringen,
- afwezige elementen met een impact op de vorm, de afstelling of de werking van het
materiaal,
- kapotte of beschadigde metalen elementen, i.e. scheuren, snijdende randen,
vervormingen, corrosie of schade als gevolg van chemische producten, oververhitting,
wijziging of overmatige slijtage,
- kapotte of beschadigde bandlussen of touwen, i.e. uitrafeling, splitsing, ontstrengeling,
torsing, knopen, losse vezels, gescheurde of losgekomen naden, overmatige uitrekking
of schade als gevolg van chemische producten, overmatig vuil, wrijving, wijziging,
overmatige smering, ouderdom of overmatige slijtage.
2. De controlecriteria van het materiaal moeten door de onderneming of organisatie van
de gebruiker opgesteld zijn. Deze criteria moeten conform of zelfs strenger zijn dan de
bepalingen van de norm ANSI/ASSE Z359 of de fabrikant. Leef steeds de strengste
criteria na.
3. Wanneer tijdens de controle een fout, schade of ongepast onderhoud wordt
vastgesteld, moet het materiaal onmiddellijk afgeschreven worden of vóór elk nieuw
gebruik opnieuw op punt worden gezet door de fabrikant of diens vertegenwoordiger.
Onderhoud en berging
1. Het onderhoud en de berging van het materiaal moeten steeds voorzien worden door
de onderneming of de organisatie van de gebruiker, en conform de voorschriften van
de fabrikant. Elk specifiek probleem voor een bepaalde situatie moet worden gemeld en
behandeld in overeenstemming met de fabrikant.
2. Elk materiaal dat onderhoud nodig heeft of bedoeld is voor onderhoud, wordt
aangeduid met het teken ’onbruikbaar’ en mag niet gebruikt worden.
3. Al het materiaal wordt zo opgeborgen om schade als gevolg van de volgende
omgevingsfactoren te vermijden: temperatuur, uv-stralen, vochtigheid, olie, chemische
producten of bijbehorende dampen en alle andere beschadigende elementen.
Summary of Contents for VOLT
Page 1: ...TECHNICAL NOTICE VOLT VOLT WIND version internationale C0095800B 280819 1 ...
Page 2: ...TECHNICAL NOTICE VOLT VOLT WIND version internationale C0095800B 280819 2 ...
Page 3: ...TECHNICAL NOTICE VOLT VOLT WIND version internationale C0095800B 280819 3 ...
Page 4: ...TECHNICAL NOTICE VOLT VOLT WIND version internationale C0095800B 280819 4 ...
Page 5: ...TECHNICAL NOTICE VOLT VOLT WIND version internationale C0095800B 280819 5 ...
Page 6: ...TECHNICAL NOTICE VOLT VOLT WIND version internationale C0095800B 280819 6 ...