148
NL
OEG multifunctionele, vermogensgestuurde lucht/water-warmtepomp
Na voltooiing van de systeemtest kan de warmtepomp in bedrijf worden genomen.
• Schakel de voeding in.
• Selecteer de gewenste taal op de besturingsunit (zie 4.4.2.2)
• Voer de datum en tijd in (zie 4.4.2.3)
• Selecteer de gewenste bedrijfsmodus (zie 4.4.2.4)
• Schakel de warmtepomp in (zie 4.4.2)
• De circulatiepomp start direct.
• De ventilatormotor start na 30 seconden.
• Na nog eens 5 seconden begint de compressor te werken.
• In het begin kan er lucht ontsnappen uit het warme water en kan het nodig zijn om het
systeem te ontluchten. Als de warmtepomp, circulatiepomp of radiator ook borrelende
geluiden maakt, moet het hele systeem worden ontlucht.
• Zodra het systeem stabiel draait (met de juiste druk en geen lucht in het systeem), kun
-
nen de instellingen naar wens op de besturing worden gedaan.
• Controleer het temperatuurverschil tussen CV-wateraanvoer en -retour.
• Een individuele aanpassing van de parameters aan
het warmtepompsysteem wordt aanbevolen.
• Oplevering van het inbedrijfstellingsrapport.
Zie de OEG warmtepomp downloadsectie in de OEG webshop.
De kabelgebonden besturingsunit
De bedieningsunit wordt bediend door het schermoppervlak aan te raken. Het
hoofdmenu toont de belangrijkste statusinformatie en temperatuurinstelwaarden in een
display.
De warmtepomp wordt in- en uitgeschakeld via de regelunit, gedetailleerde
statusinformatie kan in de submenu‘s worden weergegeven en alle regelparameters
kunnen worden ingesteld. De parameterinstellingen mogen alleen worden gewijzigd
door gekwalificeerd personeel.
Eerste start en
ingebruikname
3.7.2
Regelunit en controler
4
Bijverwarming instellen
en tweede warmtebron
4.1
Besturing elektr. bijverwarming E1
De elektr. bijverwarming E1 werkt in de tapwatermodus.
Besturing elektr. bijverwarming E1:
Startvoorwaarde 1:
• De actuele temperatuur van de SWW-tank ≥ [P35]
• Doeltemperatuur SWW [P04] Temperatuur warmwaterboiler ≥ [P07]
De elektr. bijverwarming E1 wordt ingeschakeld als tegelijkertijd aan bovenstaande voor-
waarden wordt voldaan.
Stoptoestand 1:
• Temperatuur tapwaterboiler ≥ streeftemperatuur tapwater [P04]
• Temperatuur warmwaterboiler <[P35] -2 °C
Als aan één van bovenstaande voorwaarden is voldaan, kan de elektr. bijverwarming uit.
Opmerking:
In de tapwatermodus is de elektr. bijverwarming E1 ingeschakeld aan het begin van het
ontdooiproces en uitgeschakeld aan het einde van het ontdooiproces. Als er een prob-
leem is met de warmtepomp in de WW-modus (behalve bij een storing in de WW-sensor),
wordt de elektr. bijverwarming E1 ingeschakeld en werkt normaal volgens de ingestelde
tapwatertemperatuur.
Besturing elektr. bijverwarming E2
De elektr. bijverwarming E2 heeft twee functies die worden bepaald door parameter