137
NL
OEG multifunctionele, vermogensgestuurde lucht/waterwarmtepomp
0,4 m
1,0 m
0,8 m
1,0 m
Transport en opslag
3.1.1
Wetten, voorschriften
en regelgeving
3.1.2
Installatieplaats van de
warmtepomp
3.1.3
Het apparaat mag alleen rechtop vervoerd en opgeslagen worden.
Lokale of landspecifi eke voorschriften, b.v. een beoordeling en acceptatie van de
verwarmingsinstallatie voor inbedrijfstelling en goedkeuring van het energiebedrijf voor
verbinding moeten in acht worden genomen.
De controle moet worden uitgevoerd door een opgeleide specialist en dient
overeenkomstig gedocumenteerd te worden.
Bij het vervangen van de warmtepomp dient dit mogelijk opnieuw te worden uitgevoerd.
De warmtepomp moet buitenshuis worden bevestigd op een stevige en duurzame
ondergrond. Tijdens bedrijf kunnen grote hoeveelheden condens en condenswater
ontstaan, die door het afvoergat in de onderkant van de warmtepomp naar een vorstbes-
tendige waterafvoer of afvoer moeten worden geleid. Om ervoor te zorgen dat het water uit
het apparaat loopt, moet de warmtepomp worden opgesteld met een lichte helling naar de
afvoeraansluiting. Het apparaat moet worden beschermd tegen zware opeenhopingen van
sneeuw en ijs. De onbelemmerde afvoer van water uit het apparaat moet onder alle
weersomstandigheden worden gegarandeerd. Let er bij het opstellen van de warmtepomp op
dat condensatie- en condenswater niet rechtstreeks uit de uitlaatopening loopt. Er bestaat
gevaar voor uitglijden door vocht- en ijsvorming. Voor geluidsgevoelige gebieden moeten de
minimumafstanden volgens hoofdstuk 3.1.4 in acht worden genomen. Onder bepaalde
voorwaarden moet ook rekening worden gehouden met de geluidsrichting en versterkende
refl ecties op gladde oppervlakken. De warmtepomp wordt bij voorkeur opgesteld voor een
muur die beschermt tegen wind die het apparaat direct aan de zuigzijde raakt. De op de
afb eelding aangegeven minimale afstanden moeten in acht worden genomen. Om de
effi ciëntie niet te verminderen, mag er geen lucht in het apparaat worden teruggevoerd.
De lucht mag niet tegen de hoofdwindrichting worden aangezogen. Bij montage op wand- of
vloerconsoles wordt het gebruik van trillingsdempers in de bevestigingspunten aanbevolen
om de overdracht van contactgeluid te verminderen.
vrije ruimte
aan de zijkant
vrije ruimte
aan de zijkant
luchtingang
vrije ruimte aan
de achterkant
vrije ruimte aan
de bovenkant
vrije ruimte aan
de voorkant
Minimale afstand bij installatie
meerdere warmtepompen
hoofdwind-
richting
0,35 m
3,0 m