116
NL
2
Waterkwaliteitsnorm
Items
Watersysteem voor de
lagere-middentemperatuur
Tendens
Recirculerend
water
[20<T<60°C]
[68<T<140°F]
Bijvulwater Corrosief
Aan
-
slagvor-
ming
Stan-
daard
items
pH (25˚C) [77°F]
7,0 ~ 8,0
7,0 ~ 8,0
Elektrische geleiding (mS/m) (25 ˚C) [77°F]
(µ s/cm) (25 ˚C) [77°F]
30 of minder
[300 of minder]
30 of minder
[300 of minder]
Chloride-ion
(mg Cl
-
/ℓ) 50 of minder 50 of minder
Sulfaation
(mg SO
42-
/ℓ) 50 of minder 50 of minder
Zuurverbruik (pH4,8) (mg CaCO
3
/ℓ) 50 of minder 50 of minder
Totale hardheid (mg CaCO
3
/ℓ) 70 of minder 70 of minder
Kalkhardheid
(mg CaCO
3
/ℓ) 50 of minder 50 of minder
Ionensilica
(mg SiO
2
/ℓ) 30 of minder 30 of minder
Refe-
rentie
items
IJzer
(mg Fe/ℓ) 1,0 of minder 0,3 of minder
Koper
(mg Cu/ℓ) 1,0 of minder 0,1 of minder
Sulfide-ion
(mg S
2-
/ℓ)
Niet
waarneembaar
Niet
waarneembaar
Ammoniumion
(mg NH
4+
/ℓ) 0,3 of minder 0,1 of minder
Restchloor
(mg Cl/ℓ) 0,25 of minder 0,3 of minder
Vrije kooldioxide
(mg CO
2
/ℓ) 0,4 of minder 4,0 of minder
Ryznar-stabiliteitsindex
–
–
Gegevens uit: Guideline of Water Quality for Refrigeration and Air
Conditioning Equipment (JRA GL02E-1994)
3
Raadpleeg een expert op het gebied van controlemethoden en
berekeningen van de waterkwaliteit alvorens over te gaan tot het gebruik
van anticorrosiemiddelen.
4
Als u een eerder geïnstalleerde air-conditioning vervangt (of zelfs
alleen de warmtewisselaar ervan), voer dan eerst een grondige
waterkwaliteitscontrole uit en controleer leidingen, etc. op mogelijke
corrosie.
Corrosie kan in koudwatersystemen optreden, zelfs als er eerder geen
tekenen van corrosie waren.
Als de kwaliteit van het water omlaag is gegaan, dient de waterkwaliteit
te worden verbeterd voordat de unit vervangen wordt.
8.4. Koppeling van de pomp
De warmtebron-unit kan beschadigd raken als er tijdens de werking geen water
door de buizen circuleert.
Koppel de inschakeling van de unit aan de inschakeling van de
watercircuitpomp. Gebruik de aansluit - blokken voor koppeling (TB8-1, 2, 3, 4)
die op de unit zijn aangebracht.
Sluit het pompvergrendelingscircuit aan op de TB8-3, 4. Bovendien dient u, om
een foutieve foutendetectie als gevolg van een slechte aansluiting te vermijden,
in de drukklep 63PW te zorgen voor een lage blijvende stroomsterkte van 5mA
of minder.
Snoeren voor het koppelen van de pomp aan apparaatgedeelten voor
gebruik als warmtebron mogen niet lichter zijn dan een flexibel snoer met
neopreenmantel (ontwerp 245 IEC 57).
[Fig. 8.4.1] (P.4)
A
Aansluiting van pompkoppelingscircuit (meegeleverd)
[Fig. 8.4.2] (P.4)
Dit circuit is bedoeld voor de koppeling van de bediening van de
warmtebron-unit en de pomp van het watercircuit.
A
Warmtebron-unit
B
Bedieningspaneel (meegeleverd)
C
Naar de volgende warmtebron-unit
D
Werking ON signaal
E
Koppeling van de pomp
X
: Relais
DS
: Debietschakelaar
52P : Magnetische schakelaar voor de watercirculatiepomp
MP
: Watercirculatiepomp
MCB : Stroomonderbreker
* Gebruik een geïsoleerde ringverbinding om de verbindingen met TB8
te maken.
Nr.
aansluitpunt.
TB8-1, 2
Uitgang
Uitgang
relaiscontacten
Nominale spanning: 220 ~ 240V
Nominale belasting: 1A
Bediening
• Wanneer instelling nr. 917 voor dipswitch SW4
(dipswitch SW6-10 staat op ON) op OFF staat.
Het relais sluit tijdens bediening van de compressor.
SW4 0: OFF, 1: ON
1 2 3
4
5
6 7 8 9
10
1 0 1 0 1 0 0 1 1 1
• Wanneer instelling nr. 917 voor dipswitch SW4
(dipswitch SW6-10 staat op ON) op ON staat.
Het relais sluit tijdens de ontvangst van het koelings- of
verwarmingsignaal vanuit de bediening.
(Opmerking: Het werkt zelfs als de thermostaat op OFF
staat (als de compressor niet werkt).)
8.5. Waterdebiet controle
De voorzorgen bij de installatie met betrekking tot het waterdebiet, zijn de
volgende.
1
Controleer of de onderdelen van het watercircuit die nodig zijn voor de
controle van het waterdebiet al zijn geïnstalleerd. [Fig. 8.5.1]
2
Sluit de stroomkabels aan die nodig zijn voor de controle van het
waterdebiet. [Fig. 8.5.1]
3
Bij gebruik van een 0-10 V DC-uitgang apparaat, kan het waterdebiet
worden aangepast zonder de warmtebron-unit te bedienen.
Controleer of het debiet van het water dat aan de warmtebron wordt
geleverd, binnen het toegestane bereik is.
Als er geen 0-10 V DC-uitgang apparaat wordt gebruikt, sla deze controle en
ga naar
4
.
1. Sluit de signaalkabels voor het 0-10 V DC-uitgang apparaat en de
motorklep aan.
2. Zet de pomp en de motorklep aan.
3. Controleer het waterdebiet.
• Motorklep specificatie (0V: volledig open, 10V: gesloten)
• Controleer bij 0V-uitgang of het waterdebiet dat aan de warmtebron-
unit wordt geleverd, de bovengrens niet overschrijdt.
Wanneer de uitgang 5,5V (5V + 10%) bedraagt, controleer of het
waterdebiet dat aan de warmtebron-unit wordt geleverd, niet lager is
dan de ondergrens.
• Motorklep specificatie (0V: gesloten, 10V: volledig open)
Controleer bij 10V-uitgang of het waterdebiet dat aan de warmtebron-
unit wordt geleverd, de bovengrens niet overschrijdt.
Wanneer de uitgang 6,8V (7,6V + -10%) bedraagt, controleer of het
waterdebiet dat aan de warmtebron-unit wordt geleverd, niet lager is
dan de ondergrens.
Status
A
B-1
B-2
C
Voorwaarde
Wanneer
gestopt
Wanneer alle warmtebron-
units op thermo-uit staan
Terwijl de
compressor
werkt
SW4 (901)
= ON
SW4 (901)
= OFF
SW4 (810)
= OFF
10V
10V
5V
(Minimum
waterdebiet)
5~0V
SW4 (810)
= ON
0V
0V
7,6V
(Minimum
waterdebiet)
7,6~9,1V
*
Tot ongeveer 10% uitgangschommelingen kunnen worden veroorzaakt.
Model
Waterdebiet bereik
P200~P300
8~12 HP
3,0~7,2 m
3
/uur (50~120 l/min)
P350~P500
14~20 HP
4,5~11,6 m
3
/uur (75~192 l/min)
P550~P600
22~24 HP
6,0~14,4 m
3
/uur (100~240 l/min)
4
Sluit de signaalkabels voor de pompvergrendeling (TB8-3 en 4) en voor de
motorklep openingscommando (TB9-5 en 6) aan.
5
Als het waterdebiet hierboven in
3
niet werd gecontroleerd, controleer
dan of het debiet dat aan de warmtebron-unit wordt geleverd binnen het
toegestane bereik is.
• Motorklep specificatie (0V: volledig open, 10V: gesloten)
1. Zet de pomp, motorklep en unit aan.
2. Zet de dipswitch SW6-10 op ON en nr. 810 voor dipswitch SW4 op
ON.
3. Wanneer de binnenunit niet in werking is, controleer of het
waterdebiet dat aan de warmtebron-unit wordt geleverd, niet de
bovengrens overschrijdt.
4. Zet de dipswitch SW6-10 op ON en nr. 810 voor dipswitch SW4 op
OFF.
5. Bedien de binnenunit (koelen of verwarmen modus) met de
afstandsbediening.
6. Wanneer alle warmtebron-units in de thermo-off toestand werken,
controleer of het waterdebiet dat aan de warmtebron-unit wordt
geleverd niet lager is dan de ondergrens.
• Motorklep specificatie (0V: gesloten, 10V: volledig open)
1. Zet de pomp, motorklep en unit aan.
2. Wanneer de binnenunit niet in werking is, controleer of het
waterdebiet dat aan de warmtebron-unit wordt geleverd, niet de
bovengrens overschrijdt.
3. Zet de dipswitch SW6-10 op ON en nr. 810 voor dipswitch SW4 op
ON.
4. Bedien de binnenunit (koelen of verwarmen modus) met de
afstandsbediening.
5. Wanneer alle warmtebron-units in de thermo-off toestand werken,
controleer of het waterdebiet dat aan de warmtebron-unit wordt
geleverd niet lager is dan de ondergrens.