18
1. Gebruik
Veiligheidsgordels worden door de gebruiker
gebruikt voor werkplekpositionering en
werkstabilisatie. Ze mogen alleen worden
gebruikt voor de zuivere vasthoud- of
fixeerfunctie. Een val met dit systeem is in
principe uitgesloten. Bij werkzaamheden met
valgevaar moeten opvangsystemen conform EN
363 worden gebruikt.
2. Aanleggen van de veiligheidsgordel
1. Maak alle sluitingen los.
2. Veiligheidsgordel om de buik leggen.
3. Buikgordel sluiten en instellen
overeenkomstig de buikomvang.
4. Uiteinde van de gordel fixeren door de
gordellussen
Na het instellen van de veiligheidsgordel
controleren, of er geen gordelbanden zijn
verdraaid, alle sluitingen correct gesloten zijn en
goed zitten.
Belangrijk:
Voor het eerste gebruik zich vertrouwd maken
met de functie van de veiligheidsgordel.
3. Gebruiksinstructies
Deze uitrusting mag uitsluitend binnen de
vastgestelde toepassingsomstandigheden en de
beoogde toepassing worden gebruikt.
Het gebruik van deze uitrusting is
uitsluitend toegestaan aan geïnstrueerde en
vakkundige personen of het gebruik valt onder
de directe vakkundige controle.
Nadelige invloeden voor de gezondheid
mogen niet aanwezig zijn (alcohol-, drugs-,
geneesmiddel-, hart- of vaatproblemen).
Verder moet voor het gebruik van deze
uitrusting worden overwogen, hoe een mogelijk
noodzakelijke redding veilig kan worden bereikt
(noodgeval
–
reddingsplan).
Persoonlijke beschermingsmiddelen voor
het houden moeten de gebruiker persoonlijk ter
beschikking worden gesteld.
Voor ieder gebruik alle persoonlijke
beschermingsmiddelen voor het vasthouden
controleren, beschadigde apparaten niet
gebruiken (functionele controle).
Laat voor uw
eigen veiligheid door een andere persoon
controleren, of uw veiligheidsgordel correct is
ingesteld.
Op de juiste samenstelling van de
complete uitrusting letten, verkeerde
combinaties van uitrustingsdelen onder elkaar
kan de veilige functie beïnvloeden
(compatibiliteit). Veranderingen of aanvullingen
mogen zonder de voorafgaande schriftelijke
toestemming van de fabrikant niet worden
uitgevoerd. Tevens mogen alle reparaties
uitsluitend in overeenstemming met de fabrikant
worden uitgevoerd.
Niet blootstellen aan zuren, oliën en
bijtende chemicaliën, indien onvermijdbaar,
onmiddellijk na gebruik spoelen en door een
deskundige laten controleren.
Beschermen tegen scherpe voorwerpen.
Textiel dient tegen temperaturen te
worden beschermd, die boven de 60° C liggen.
Er dient op versmeltingen aan de riembanden te
worden gelet. Tot versmeltingen dienen ook
lastraan-markeringen te worden gerekend.
Voorkom ieder corrosiegevaar en
extreme hitte en kou.
Een val en vrij hangen in de
veiligheidsgordel moet principieel uitgesloten
zijn.
Bevestigingspunt:
Het bevestigingspunt conform EN 795 moet
bestand zijn tegen een minimale sterkte van 10
kN
Het bevestigingsobject mag in geen geval
scherpe randen hebben, omdat hierdoor het
gebruikte verbindingsmiddel voor
veiligheidsgordels wordt beschadigd. In dat
geval moeten er extra voorzieningen, zoals
randbescherming, beschermslang e.i.d. worden
gebruikt.
De verbindingsmiddelen voor veiligheidsgordels
mogen alleen in twee strengen worden
bevestigd en zo krap ingesteld, dat een vrij val
van de gebruiker onmogelijk is.
Het bevestigingspunt voor het verbindingsmiddel
voor veiligheidsgordels moet zich boven de taille
bevinden. Het verbindingsmiddel moet verder
strak worden gehouden en de vrije beweging
moet worden beperkt tot 0,60 m.
3.1 Veiligheidsgordel
Type B4 of B 4 Quick
Veiligheidsgordels zonder vast verbonden
verbindingsmiddel mogen alleen in combinatie
met een instelbaar verbindingsmiddel worden
gebruikt. Bij deze combinatie moet principieel
ook de gebruiksaanwijzing van het instelbare
verbindingsmiddel in acht worden genomen en
de onderlinge compatibiliteit worden verzekerd.
Voor de klim haakt de gebruiker het instelbare
verbindingsmiddel in een zijdelingse oog van de
veiligheidsgordel.
Zodra hij zijn werkpositie heeft bereikt, legt hij
het verbindingsmiddel om een voldoende in de
stevigheid gedimensioneerde
bevestigingsmogelijkheid (zie hiertoe
Bevestigingspunt) en bevestigt dan het
verbindingselement in het andere zijdelingse
oog aan de veiligheidsgordel. De verstelling van
het instelbare verbindingsmiddel gebeurt
conform de bedieningshandleiding van deze
PBM. Voor hij achterwaarts in de
veiligheidsgordel hangt, controleert hij nog een
keer het rond de bevestigingsmogelijkheid (z b.
Bevestigingspunt) gelegde verbindingsmiddel en
de correcte vergrendelingen van de
verbindingselementen. Bij dit type gebruik moet
het verbindingsmiddel principieel in het tweede
oog aan de gordel worden ingehaakt.
3.2 Veiligheidsgordels met een vast
ingenaaid verbindingsmiddel
(Type: B4 Var. 1)
Het ingenaaide verbindingsmiddel (band) is vast
aan een oog verbonden met de
veiligheidsgordel en niet instelbaar. Aan het
andere uiteinde van het verbindingsmiddel
bevindt zich een verbindingselement conform
EN 362. Na het aanleggen van de
veiligheidsgordel pakt de gebruiker het
verbindingsmiddel op. Ter voorkoming van
struikelen, bijvoorbeeld op weg naar de
werkpositie, moet het uiteinde met het
verbindingselement ofwel vrij over de schouder
worden gedragen, of in een oog zijn gehaakt.
Zodra hij zijn werkpositie heeft bereikt, bevestigt
hij het verbindingsmiddel aan een
bevestigingspunt met voldoende stevigheid (zie
hiertoe Bevestigingspunt).Conform. EN 358
mogen veiligheidsgordels met een vast, niet
instelbaar verbindingsmiddel alleen worden
gebruikt als beveiligingssysteem.
3.3 Veiligheidsgordels met een vast
ingenaaid instelbaar verbindingsmiddel
(Type: B4 Var. R)
Het instelbare verbindingsmiddel is vast aan een
oog verbonden met de veiligheidsgordel. Aan
het andere uiteinde van het instelbare
verbindingsmiddel bevindt zich een
verbindingselement conform EN 362. Door het
terugschuiven van de gordelband door de
wrijvingsgesp in de richting van het oog wordt
het verbindingsmiddel verkort. Voor verlenging
van het instelbare verbindingsmiddel wordt de
gordelband in de richting van het
verbindingselement door de wrijvingsgesp
getrokken.
Na het aanleggen van de veiligheidsgordel pakt
de gebruiker het verbindingsmiddel op. Ter
voorkoming van struikelen, bijvoorbeeld op weg
naar de werkpositie, moet het uiteinde met het
verbindingselement ofwel vrij over de schouder
worden gedragen, of in een oog zijn gehaakt.
Zodra hij zijn werkpositie heeft bereikt, legt hij
het verbindingsmiddel om een voldoende in de
stevigheid gedimensioneerde
bevestigingsmogelijkheid (zie hiertoe
Bevestigingspunt) en bevestigt dan het
verbindingselement in het andere zijdelingse
oog aan de veiligheidsgordel. Voor hij
achterwaarts in de veiligheidsgordel hangt,
controleert hij nog een keer het rond de
bevestigingsmogelijkheid (z b. Bevestigingspunt)
gelegde verbindingsmiddel en de correcte
vergrendelingen van de verbindingselementen.
Bij dit type gebruik moet het verbindingsmiddel
principieel in het tweede oog aan de gordel
worden ingehaakt.
Let op:
Bij gebruik als beveiligingsgordel moet erop
worden gelet, dat de valrand niet kan worden
bereikt of bij werkzaamheden op oppervlakken
met niet meer dan 45° helling de persoon
gehouden of bij wegglijden beveiligd wordt
(bijvoorbeeld dakvlakken, dijken).
Er moet in het bijzonder op worden gelet, dat bij
slap worden de werkzaamheid van het complete
veiligheidssysteem onder omstandigheden niet
meer is verzekerd. Dan kan een onmiddellijk
valgevaar dreigen door het bereiken van de
valrand.
Het verbindingsmiddel moet altijd korter zijn dan
de afstand tot de valrand. Dit wordt bereikt door
de juiste instelling van het instelbare
verbindingsmiddel (bijvoorbeeld Masi MA 4).
Belangrijk:
Als er pocketbandjes/-ogen aan het rugelement
vastgenaaid zijn, dan zijn die alleen toegestaan
voor het vasthaken van een gereedschapstas of
van een gereedschapszak. In geen geval mag
hier een verbindingsmiddel of iets dergelijks
worden bevestigd.
Misbruik van de zijdelingse houderogen door te
hangen of te zitten in de gordel leidt
onvermijdelijk tot beschadigingen en is
zodoende verboden.
Tijdens het werk dienen de afzonderlijke
voorzieningen en verbindingselementen
regelmatig te worden gecontroleerd.
Haltegurte 2020.indd 18
Haltegurte 2020.indd 18
21.10.20 08:26
21.10.20 08:26