NEDERLANDS
HANDLEIDING
JB SYSTEMS®
21/40
DUALSCAN
OPHANGEN VAN HET APPARAAT
•
Belangrijk: De installatie van het toestel mag uitsluitend door bekwaam
onderhoudspersoneel uitgevoerd worden. Onjuiste plaatsing kan ernstige letsels
en/of schade aan eigendommen tot gevolg hebben. Het ophangen vergt veel
ervaring. U behoort de grenzen te respecteren aan de werklast; erkende
installeringmaterialen moeten worden gebruikt; de veiligheid van het
geïnstalleerde toestel moet regelmatig worden gecontroleerd.
•
Overtuig U ervan dat het gebied onder installatieplaats vrij is van ongewenste personen
tijdens het plaatsen, het weghalen en het onderhoud.
•
Installeer het toestel op een goed geventileerde plaats, ver van brandbare stoffen en/of
vloeistoffen. Het toestel moet worden bevestigd
op minstens 50 cm
van de omringende
muren.
•
Het toestel moet worden geïnstalleerd buiten het bereik van iedereen en weg van
plaatsen waar men mag lopen en zitten.
•
Alvorens tot plaatsen over te gaan, moet men controleren dat de minimum puntbelasting
van de installatieplaats 10 keer het gewicht van het toestel bedraagt.
•
Gebruik bij het installeren van het toestel altijd een gewaarmerkte veiligheidskabel die 12
keer het gewicht van het toestel kan dragen. Deze bijkomende veiligheidsbevestiging
moet zo worden aangebracht dat geen deel van het toestel meer dan 20 cm vallen kan
als de hoofdbeveiliging faalt.
•
Het apparaat moet goed worden vastgezet; aan een vrij zwaaiende montering mag zelfs
niet gedacht worden.
•
Bedek geen ventilatieopeningen, anders zou dit oververhitting tot gevolg kunnen
hebben.
•
De gebruiker moet er zich van verzekeren dat de installaties met betrekking tot de
veiligheid en de technische mechaniek door een expert zijn goedgekeurd alvorens ze
voor de eerste keer te gebruiken. Elk jaar moeten de installaties worden gekeurd door
een vakman om te controleren of de veiligheid nog steeds perfect is.
DE DUALSCAN BEDIENEN:
1. één Dualscan werkt zelfstandig:
U hoeft het apparaat enkel aan te schakelen. Zorg tevens voor wat ritmische muziek. De
Dualscan werkt nu automatisch op de maat van de muziek.
2. Twee of meer Dualscan’s in master/slave:
Verbind 2 of meer Dualscan’s met elkaar door middel van degelijke, gebalanceerde
microfoonkabels (zoals bvb. onze JB Systems code 7-0063). De Dualscan waar er geen
DMX-kabel toekomt zal zich automatisch als master schakelen; de andere Dualscan’s
gedragen zich als slaven (slaves) en luisteren dus naar de master.
Niet vergeten de DMX adressen in te stellen:
•
Master unit:
DMX start adres MOET op 001 staan. (eerste DIP schakelaar = ON, alle
andere schakelaars staan op OFF)
•
Slave units:
DMX start adres mage eender welke waarde hebben maar NIET 001
(voorbeeld: zet de eerste 3 DIP-schakelaars op ON)
NEDERLANDS
HANDLEIDING
JB SYSTEMS®
22/40
DUALSCAN
Met DIP-schakelaar nr.10 kan U de bewegingen van een, als slave geschakelde
Dualscan, omkeren. Probeer dit en kijk of het effect verbetert. DIP-schakelaar nr.10 heeft
geen effect op de master.
3. Sluit de optionele CA8 controller aan voor meer controle:
De CA8 controller kan U enkel gebruiken in zelfstandige of master/slave mode. Sluit de
controller aan op de jack ingang van de eerste Dualscan (master). Nu kan U de
Dualscan’s bedienen:
•
STANDBY TOETS:
Druk op deze toets om de blackout functie van alle aangesloten
Dualscan’s te bedienen. De LED is aan als de blackout functie
actief is (blackout = geen licht). Na ongeveer 30seconden wordt de
lamp automatisch uitgeschakeld om haar levensduur te verlengen.
•
MODE/FUNCTIE TOETSEN:
Met de MODE toets kan men 3 verschillende modes selecteren:
•
De LED is uit:
met de FUNCTIE toets kan U 2 verschillende
strobe functies kiezen.
•
De LED knippert:
met de FUNCTIE toets kan U 6 verschillende
X/Y bewegingspatronen selecteren.
•
De LED is aan:
De scanspiegel bewegingen gebeuren op het
ritme van de muziek. Met de FUNCTIE toets kan U de gewenste
gobo/kleur kiezen.
4. Aangestuurd door een universele DMX-controller:
Het DMX-protocol is een veel gebruikt signaal om intelligente lichtapparatuur te sturen. De
DMX controller en alle DMX-apparatuur moeten in één lange keten verbonden worden. Dit
gebeurt met gebalanceerde microfoonkabel van goede kwaliteit, voorzien van XLR M/F
aansluitingen (Bvb. JB Systems ref. 7-0063). Om onvoorspelbaar gedrag, door
interferenties, te vermijden dient men de keten af te sluiten met een weerstand van 90
Ω
tot 120
Ω
. Gebruik nooit Y-splitter kabels, dit zal in geen geval werken!