3
Toepassingsgebied
Veiligheidsventiel
modellen 810/410, 811/411 en 812/412 voor lucht, niet-giftige
gassen en technische dampen
als bescherming tegen overdruk in drukketels overeen-
komstig de specificaties van het AD-2000 informatieblad A2, of als onderdeel van
apparatuur met veiligheidsfunctie voor drukapparatuur overeenkomstig de EG-richtlijn
voor drukapparatuur.
Veiligheidsventiel
model 813/413 voor permanente ketels voor korrelig of verpulverd
materiaal of ketels in voertuigen voor vloeibaar, korrelig of verpulverd materiaal
overeenkomstig
het AD 2000 informatieblad HP 801 nr. 23 die met perslucht worden
geledigd. Als bescherming tegen overdruk in drukketels overeenkomstig de specifica-
ties van het AD-2000 informatieblad A2, of als onderdeel van apparatuur met veilig-
heidsfunctie voor drukapparatuur overeenkomstig de EG-richtlijn voor drukapparatuur.
Voor bijzonderheden omtrent de toepassingsmogelijkheden van de individuele uitvo-
eringen wordt verwezen naar de technische documentatie (catalogus) van de fabrikant.
2
Algemene instructies
Veiligheidskleppen zijn hoogwaardige armaturen die bijzonder, zorgvuldig behandeld
moeten worden. De afdichtingsvlakken aan de zitting en de kegel zijn zeer fijn bewerkt,
waardoor de nodige afdichting wordt bereikt. Het binnendringen van vreemde voor-
werpen in de klep moet bij de montage en tijdens het gebruik worden vermeden. De
afdichting van een veiligheidsklep kan belemmerd worden door hennep, teflontape,
andere afdichtingsmiddelen of lasparels enz. Een veiligheidsklep kan ook lek raken
door een onvoorzichtige behandeling van de afgewerkte veiligheidsklep bij de bewa-
ring, het transport of de montage. Als de veiligheidskleppen van een laklaag worden
voorzien, is het belangrijk dat de glijdende delen niet in contact komen met lak.
4
Inbouw en montage
Veer-veiligheidskleppen moeten ingebouwd worden met verticaal naar boven gerichte
veerkap. De veiligheidsfunctie van de ventielen is ook bij een horizontale inbouwpositie
getest en bevestigd. Om een onberispelijke werking van de veiligheidskleppen te verze-
keren, moeten deze zo gemonteerd worden dat geen te hoge statische, dynamische of
thermische belastingen kunnen inwerken op de veiligheidsklep. Als door het medium dat
bij activering door de behuizing stroomt direct of indirect risico's voor personen of de
omgeving kunnen ontstaan, moeten geschikte veiligheidsmaatregelen worden getroffen.
Daarbij moeten ook uitwasemingen door de ontlastingsboringen van de veerkap in acht
worden genomen. Zoals bijvoorbeeld door het aanbrengen van een afblaas- of beschermkap.
Toevoer
Toevoerstompen voor veiligheidskleppen moeten zo kort mogelijk zijn en zo uitgevoerd
worden dat bij volledig klepvermogen geen hoger drukverlies dan max. 3 % van de
aanspreekdruk kan optreden.
Summary of Contents for 810/410
Page 67: ...GR T 810 410 811 411 812 412 813 413 1 1 U U U U 2 U 3 4 U 5 6 Q U U U 0036...
Page 69: ...5 5 U U M U U U U U U U 812 412 813 413 strap wrench 75 U U U U U U T U T U U U U U U 3 U...
Page 70: ...6 U U U U U U 7 U U Goetze KG U U Goetze KG 8 U U U U U U U U...
Page 71: ...9 T V SV xx xxxx xx D G 0 xx xx F K S T V U U D G U F K S U U U U U bar U T U U...
Page 103: ...810 410 811 411 812 412 813 413 K E E K A A RUS 1 1 2 3 4 5 6 0036...
Page 104: ...2 3 810 410 811 411 812 412 AD 2000 A2 EC 813 413 AD 2000 HP 801 No 23 AD 2000 A2 EC 4 E...
Page 105: ...5 5 812 412 813 413 75 3...
Page 106: ...6 7 Goetze KG 8...
Page 107: ...9 T V SV xx xxxx xx D G 0 xx xx F K S T V N D G F K S...