VERBINDINGSMIDDELEN, AANSLAGVOORZIENINGEN, VALDEMPER
VERBINDINGSMIDDELEN VOLGENS EN 354, VERBINDINGS-MIDDELEN
VOOR AVONTURENPARKEN EN KLIMPARKEN VOLGENS EN 354,
VERBINDINGSMIDDELEN VOLGENS
EN 354 MET GEÏNTEGREERDE VALDEMPER VOLGENS EN 355,
VERBINDINGSMIDDELEN VOOR VEILIGHEIDSGORDELS VOLGENS, EN
358:2000, VALDEMPER VOLGENS EN 355, AANSLAGVOORZIENINGEN
VOLGENS EN 795 B
ALGEMENE AANWIJZINGEN VOOR GEBRUIK EN VEILIGHEID
Dit product is onderdeel van een persoonlijke beschermingsmiddelen
(PBM) ter beveiliging tegen vallen uit een hoogte en moet aan een persoon
worden toegewezen.
Deze gebruiksaanwijzing bevat belangrijke instructies, een controlekaart en
een verificatiebewijs (onderzoeksrapport).
Voor het gebruik van dit product moeten alle documenten inhoudelijk zijn
begrepen.
Deze informatie moet aan de gebruiker in de taal van het be-stemmingsland
door de wederverkoper ter beschikking worden gesteld en dient tijdens de
gehele gebruiksduur bij de uitrusting te worden bewaard.
GEBRUIKSAANWIJZINGEN
De volgende gebruiksaanwijzingen dienen zorgvuldig te worden
gelezen en beslist in acht genomen te worden.
Het gebruik van dit speciaal voor het werken op hoogtes en in dieptes
vervaardigde product verlost u niet van het persoonlijk te dragen risico.
Werken en sport op hoogtes en in dieptes zijn potentieel gevaar-lijk. Fouten
en onachtzaamheden kunnen zware verwondingen en zelfs de dood tot
gevolg hebben. De juiste keuze van de uitrusting vereist ervaring, het
gebruik is alleen opgeleide en ervaren personen of onder begeleiding en
toezicht toegestaan.
De gebruiker dient zich ervan bewust te zijn dat een niet geschikte licha-
melijke en/of geestelijke conditie in normale en noodgevallen afbreuk aan
de veiligheid kan doen.
De fabrikant stelt zich niet aansprakelijk in het geval van misbruik en/of ver-
keerd gebruik. De verantwoordelijkheid en het risico worden in alle gevallen
door de gebruikers c.q. de verantwoordelijken gedragen.
Voor het gebruik van dit product in de bereiken redden en PBM (persoonlijke
beschermingsmiddelen) raden wij aan de overeenkomstige nationale regels
in acht te nemen.
Vóór het gebruik van de uitrusting moet de gebruiker garanderen dat in het
geval van een val in het PBM-systeem een onmiddellijk, zeker en effectief
redden van de opgevangen persoon kan plaats hebben.
PBM-producten zijn uitsluitend voor het zekeren van personen toegelaten.
PRODUCTSPECIFIEKE AANWIJZINGEN
Verbindingsmiddelen volgens EN 354 (eventueel met geïntegreerde
valdemper volgens EN 355), valdemper volgens EN 355
Bij gebruik van een verbindingsmiddel (valbeveiligingssysteem) moet men
er op letten dat het verbindingsmiddel inclusief valdemper en verbindings-
elementen een maximale lengte voor alles samen van 2,0 m niet mag
overschrijden.
Verbindingsmiddelen mogen niet door middel van knopen bevestigd, verkort
of verlengd worden.
De bevestiging van het verbindingsmiddelen mag enkel gebeuren aan een
betrouwbaar aanslagpunt, een valgordel of andere bestanddelen van het
valbeveiligingssysteem.
Indien het verbindingsmiddel zonder karabijnhaak en zonder valdemper
geleverd wordt, moet het volgende in acht worden genomen:
Een verbindingsmiddel zonder valdemper volgens EN 355 mag niet in een
valbeveiligingssysteem gebruikt worden,
Verbindingselementen (karabijnhaak) voor verbindingsmiddelen volgens EN
354 moeten voldoen aan EN 362.
Verbindingsmiddelen mogen uitsluitend middels de bedoelde voorziening
(bijv. valharnas of verbindingselement op bandvaldemper) aan het oog
van de gordel worden bevestigd. Nooit mag een verbindingsaftakking met
verbindingselement met het opvangoog worden verbonden.
Wanneer een verbindingsmiddel in Y-vorm wordt gebruikt, mag de tweede
verbindingsaftakking met het verbindingselement nooit aan dragende delen
van de vanggordel (bijv. opvangoog etc.) worden bevestigd.
Voor het inzetten van een valbeveiligingssysteem moet men er zich van
vergewissen dat de vereiste vrije ruimte aan de arbeidsplaats (lichte hoogte)
van 7 m onder de gebruiker gewaarborgd is.
Verbindingsmiddelen zonder valdemper worden ingezet als reservesystemen
ter werkplekpositionering. Het bewegingsbereik van de gebruiker moet
zodanig beperkt worden dat het bereiken van een zone met gevaar voor
neerstorten onmogelijk is!
Het product werd bovendien op randsterkte conform appendix A van
de prEN 354:2008 getest. Dit is herkenbaar aan het randsymbool en heeft
de volgende betekenis: het verbindingsmiddel werd voor het horizontale
gebruik met een val over een braamvrije 90° stalen rand, radius 0,5 mm,
succesvol getest. In zoverre kan het verbindingsmiddel in combinatie met
een valdemper bij soortgelijke randen zoals bijv. gewalste staalprofielen of
houten balken, worden toegepast. Echter er moet op de volgende gevaren
worden gelet: het verbindingsmiddel werd met een 90° rand (haaks) getest.
Bij randen met een spitsere hoek (kleiner dan 90°, wigvormig) moeten extra
veiligheidsmaatregelen worden genomen. Een instelbaar verbindingsmiddel
moet tijdens de beweging in een valgevaarlijke omgeving niet worden inge-
steld. Wanneer het verbindingsmiddel met een aanslaginrichting conform EN
795, klasse C wordt gebruikt, moet ook met de uitslag van de horizontaal
beweegbare geleiding rekening worden gehouden bij het bepalen van de vrije
hoogte onder de gebruiker. Er moet op worden gelet, dat bij een val over een
rand de gebruiker op bouwkundige objecten kan botsen waardoor gevaar
voor lichamelijk letsel bestaat.
Verbindingsmiddelen voor avonturenparken en klimparken in aanslu-
iting aan EN 354
Avonturenparken en klimparken
Opgelet: de inzet van dergelijk veiligheidsmiddel stelt voorop dat de ingestel-
de kracht in het klimpark- / avonturenparkenysteem
6 kN
niet overschrijdt.
Het verbindingsmiddel mag in het gebied met gevaar voor neerstorten
enkel met twee gelijktijdig ingehangen karabijnhaken gebruikt worden. Het
veranderen van plaats van de karabijnhaak is enkel toegelaten vanuit een
NL
veilige positie en moet na elkaar gebeuren zodat er steeds één karabijnhaak
ingehaakt is!
Bij het gebruik van dit systeem met een gordel volgens EN 12277 moet het
verbindingsmiddel aan het bevestigingsoog van de gordel door een geschikte
verbindingstechniek, zoals bijvoorbeeld de zwaluwstaartknoop (zie tekening
1) of karabijnhaak volgens EN 362, bevestigd worden.
Bij het gebruik van dit systeem met valgordel volgens EN 361 wordt er
een veilige verbinding gelegd met het
bevestigingsoog (A)
, de eventueel
gebruikte aparte verbindingselementen (karabijnhaken) moeten voldoen aan
EN 362 en worden aan deze (A) bevestigd.
Verbindingsmiddelen voor veiligheidsgordels volgens
EN 358:2000 (touw)
Indien het verbindingsmiddel voor veiligheidsgordels zonder verbindings-
elementen (karabijnhaken) geleverd wordt, moeten de gebruikte verbin-
dingselementen (karabijnhaken) voldoen aan EN 362 en moeten ze aan
de eindverbinding van de aanslag en aan de lengte-instelling (touwklem)
bevestigd worden.
De verbindingselementen moeten aan de zijdelingse bevestigingsringen of
aan de centrale bevestigingsring vooraan op de veiligheidsgordel volgens
EN 358 bevestigd worden.
De instelling en ordening van het touw moet zodanig uitgekozen worden
dat neerstorten niet mogelijk is en een veilige werkpositie voorhanden is.
Het verbindingsmiddel voor veiligheidsgordels moet gespannen staan, het
aanslagpunt moet boven of ter hoogte van de heup bevinden en de vrije
valhoogte moet beperkt worden tot maximaal 0,5 m.
De doorsnede van de component waar het touw rondom gewikkeld wordt,
mag niet kleiner dan 75 mm zijn.
Bij werkzaamheden met het touw in verbinding met scherpe gereedschappen
(messen, zagen, motorzaag) moet men erg oplettend en voorzichtig zijn.
Ook touwen met omhulde staalkern kunnen door een motorzaag doorgezaagd
worden. Deze werkzaamheden kunnen niet uitgevoerd worden wanneer
een beschadiging van het verbindingsmiddel niet kan worden uitgesloten.
Eventueel moeten bijkomende maatregelen getroffen worden (redundantie)!
Opgelet! Verbindingsmiddelen voor veiligheidsgordels volgens EN 358
(touwen) en veiligheidsgordels zijn niet bestemd voor opvangdoeleinden,
eventueel moet een bijkomend valbeveiligingssysteem volgens EN 363
gebruikt worden!
Aanslagvoorzieningen volgens / in aansluiting
aan EN 795 B
De lengte van een aanslagvoorziening moet altijd op het te omwi-kkelen
object afgestemd worden, zie ook tekeningen 2 tot 4.
Een
aanslagvoorziening
volgens
/
in
aansluiting
aan
EN 795 B mag niet zonder valdemper volgens EN 355 in een valbeveiligings-
systeem gebruikt worden.
Opgelet!
Verbindingselementen
voor
aanslaghulp
volgens
EN 795 B moeten voldoen aan EN 362.
ALGEMENE AANWIJZINGEN BIJ HET UITKIEZEN VAN HET AANSLAGPUNT,
VEILIGHEID, LEVENSDUUR, OPSLAG, ONDERHOUD EN KENMERKEN
Alle instelonderdelen dienen tijdens het gebruik regelmatig te worden
gecontroleerd.
Aanslagpunt
Om grote belastingen en kringelen bij een val te vermijden, moeten de
aanslagpunten voor de zekering altijd zo mogelijk loodrecht boven de te
zekeren persoon liggen. Het verbindingsmiddel van het aanslagpunt naar de
te zekeren persoon moet altijd zo strak mogelijk worden gehouden.
Slappe touwverbindingen moeten worden vermeden!
Het aanslagpunt moet zo opgesteld zijn dat bij het vastzetten van de PBM
(Persoonlijke beschermingsmiddelen tegen vallen) geen sterktevermin-
derende invloeden kunnen optreden en dat die tijdens het gebruik niet
beschadigd wordt. Scherpe randen, kammen en afklemmingen kunnen de
vastheid sterk beïnvloeden, eventueel moeten deze door geschikte hulpmid-
delen worden afgedekt.
Het aanslagpunt en de verankering moeten bestand zijn tegen de in de
meest ongunstige gevallen te verwachten belastingen. Ook bij het gebruik
van valbrekers (volgens EN 355) dienen de aanslagpunten voor de opvang-
krachten op tenminste 10 kN te worden ingesteld, zie tevens EN 795.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
Bij de combinatie van dit product met andere bestanddelen bestaat het
gevaar dat de gebruiksveiligheid van de tegenpartij wordt verminderd.
Wordt dit product in verbinding met andere bestanddelen van een red-
dings-/opvangsysteem gebruikt, moet de gebruiker zich voor het gebruik
informeren over de bijgevoegde aanbevelingen, opmerkingen en instructies
van deze bestanddelen en zich hieraan houden.
Het gebruik mag principieel alleen plaats hebben in verbinding met onderde-
len met CE-kenmerk van de persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) ter
bescherming tegen vallen uit een hoogte.
In een vangsysteem mag alleen een vanggordel volgens EN 361 worden
gebruikt!
Als originele onderdelen van het product worden veranderd of verwijderd,
kunnen de veiligheidseigenschappen daardoor wor-den beperkt. De uitrus-
ting mag op geen enkele manier, die niet door de fabrikant schriftelijk is
aanbevolen, worden veranderd of voor het monteren van extra onderdelen
worden aangepast.
Voor en na het gebruik dient het product op eventuele bescha-digingen
te worden gecontroleerd, de bruikbare toestand en het juist functioneren
moet worden gegarandeerd. Het product moet onmiddellijk worden uitge-
sorteerd als met betrekking tot de gebruiksveiligheid ook maar de geringste
twijfel bestaat.
OPGELET!
De producten mogen niet aan schadelijke invloeden worden
blootgesteld. Daaronder vallen het contact met etsende en agressieve
stoffen (b.v.: zuren, logen, soldeerwater, oliën, reinigingsmiddelen) evenals
extreme temperaturen en wegspringende vonken.
Ook kunnen scherpe randen, vochtigheid en in het bijzonder ijsvorming de
vastheid van textielen producten sterk negatief beïnvloeden!
Gebruiksklimaat
De constante gebruikstemperatuur van het product (in droge toestand) reikt
van ca. -20°C t/m +55°C.
LEVENSDUUR EN VERVANGEN
De levensduur van het product is in principe afhankelijk van de wijze en fre-
quentie van het gebruik evenals invloeden van buitenaf.
Van chemische vezels gefabriceerde producten (polyamide, polyester,
dyneema) zijn ook zonder gebruikt te worden aan een bepaalde veroudering
onderhevig, die vooral van de sterkte van ultraviolette straling evenals van
klimatische milieu-invloeden afhankelijk is.
Maximale levensduur
bij optimale opslagvoorwaarden (zie punt Bewaren)
en zonder gebruikmaking: 12 jaar
Incidenteel gebruik
Bij incidenteel, vakkundig gebruik zonder herkenbare slijtage en optimale
opslagvoorwaarden: 10 jaar
Veelvuldig of extreem gebruik,
valbelasting
Na een valbelasting of bij beschadigingen moet het PBM–product direct uit
gebruik worden genomen en aan een vakkundige persoon of de fabrikant
worden gegeven om te worden getest met een schriftelijke bevestiging
hiervan en/of indien nodig een reparatie.
Principieel dienen PBM-producten onmiddellijk te worden vervangen als
b.v. bij producten met gordelbanden de rand is beschadigd of vezels uit de
gordelband zijn getrokken, beschadi-gingen/slijtageverschijnselen van de
naden te zien zijn of een contact met chemicaliën heeft plaats gevonden.
Bij touwproducten of producten waarin touwen zijn geïntegreerd, dient een
onmiddellijk
vervangen plaats te hebben als een grote valbelasting (valfac-
tor >1) of een grote beschadiging van de mantel (zodat de kern zichtbaar is)
of een contact met chemicaliën heeft plaats gevonden.
Herstellingen mogen enkel door de fabrikant of door een door hem gevol-
machtigde instantie uitgevoerd worden.
Controle
Het product moet indien nodig, echter tenminste één keer per jaar door de
fabrikant, een vakkundige persoon of een toegelaten keuringsdienst worden
gecontroleerd en, indien nodig, onderhouden worden. Hierbij moet o.a. ook
de leesbaarheid van de productidentificatie worden gecontroleerd.
Na het overschrijden van o.a. de gebruiksperiode van 10 jaar moet het PBM-
product uit gebruik worden genomen.
BEWAREN, TRANSPORTEREN EN ONDERHOUDEN
Bewaren
Koel, droog en tegen daglicht beschermd, buiten transport-bakken. Geen
contact met chemicaliën (opgelet: accuzuur!). Zonder mechanische knel-,
druk- of trekbelasting bewaren.
Transporteren
Het product dient tegen directe zonnenstralen, chemicaliën, vuil en mecha-
nische beschadiging te worden beschermd. Daarvoor dient een bescher-
mingszak of speciale opslag- en transportbakken te worden gebruikt.
Reinigen
Vervuilde producten in handwarm water (indien nodig met neutrale zeep)
reinigen. Goed afspoelen. Bij kamertemperatuur, nooit in de droger of dicht-
bij verwarmingselementen drogen! In de handel gebruikelijke, niet halogeen
bevattende desin-fecteermiddelen kunnen, indien gewenst, worden gebruikt.
Eventueel dienen scharnieren van metalen onderdelen na het reinigen te
worden geolied.
Attentie: Bij het niet in acht nemen van deze gebruiks-aanwijzing
bestaat levensgevaar!
AANDUIDINGEN OP DE PRODUCT
Fabrikant: EDELRID
Omschrijving van het product: Verbindingsmiddelen volgens
EN 354, Verbindingsmiddelen volgens EN 354 met valdemper volgens
EN 355, Verbindingsmiddelen voor veiligheidsgordels volgens EN 35,
Valdemper volgens EN 355, Aanslagvoorzieningen volgens EN 795 B;
Standaard informatie mogelijk met editie jaar van het norm
Model: productnaam
Productiejaar: *
Chargenummer
Identificatie: (evtl. door gebruik zelf in te vullen)
CE 0123: de productie van de op de PBM toezicht houdende in-stantie (TÜV
SÜD Product Service GmbH, 80339 München, Deutsland)
i-symbool: de waarschuwingen en aanwijzingen dienen te worden gelezen
en in acht genomen te worden
: randgetest conform prEN 354:2008
Opmerking:
Gebruiksaanwijzing: CE XXXX: Genotificeerde instantie die
voor het geven van de EG-constructiegoedkeuring van het product ver-
antwoordelijk is.
Technisch specificatieblad: chargenummer met opgave van fabricagejaar.
Onze producten worden met de grootste zorgvuldigheid gefabriceerd. Indien
er desondanks aanleiding tot terechte bezwaren bestaat, vragen wij om
vermelding van het chargenummer.
Technische veranderingen voorbehouden.