AL-KO E.C.S12, Assembly And Operating Instructions Manual

Page: 129 / 240

9
6.3 Leggen en aansluiten van de leidingen
Bij de elektrische installatie dient te worden gelet op het vakkundig uitvoeren van zowel het leggen
van de leidingen als het aansluiten ervan!
•
De besturingseenheid van de ECS alléén gebruiken in combinatie met
typegoedgekeurde aandrijfeenheden!
•
voor de aansluiting alléén de meegeleverde typegoedgekeurde kabelset gebruiken!
•
Leidingen niet verlengen!
•
Beschadigde leidingen niet „ oplappen“ of omwikkelen met solatieband!
•
De voorgeschreven minimale kabeldikte van 2,5mm
2
van de stoomaansluitkabel
resp. 0,75mm
2
bij de vier verbindingskabels in acht nemen!
Aanwijzingen voor het leggen:
•
Leidingen niet over scherpe hoeken laten lopen! Hoekbescherming gebruiken!
•
Leidingen niet op of naast installaties of apparaten leggen, waarvan de temperatur de 50°C
overschreidt.
•
Minimale afstand van 10 cm tot leidingen met een hoger potentiaal (bijv. netspanningen 230V)
aanhouden!
Leggen van de verbindingkabel
foto 14:
Leggen van de stroom aansluitkabel
•
Om kortsluiting gedurende de installatie te voorkomen dient de voertuigstekker en/of
de pluspool van de accu te worden gescheiden!
•
Bij aansluiten van stroom aansluitkabel op pool letten! nr.1 =+12V,
nr..2= massa
Kabelklemmen met schroefaansluitingen
Afzonderlijke einden voorzien van eindhulzen
Bouten aanhalen!
Aanwezige kabelklemmen controleren op stroombelastbaarheid.
Letten op geringe overgangsweerstanden op de kabelklemmen!
Kabeldoorvoer (foto 14) op de bodem van het voertuig
vastleggen.
Met een geschikt gereedschap (bijv. boormachine) het
gat
aanbrengen.
Verbindingskabel doorvoeren.
Aansluitend de vier kabels op de bodem van het voer-
tuig
(chassiskant) met behulp van kabelklemmen en SPAX
halfronde bouten bevestigen.
Tenslotte het gat met een geschikt dichtingmateriaal
(bijv. siliconenkit)
afdichten.