139
minimaal één draadloze melder ingelezen is. Als er geen melder
ingelezen is, dan klinkt er een dubbel signaal.
Activeer een melder. Nadat het signaal ontvangen werd, kunt u
aan de hand van het aantal blauwe LED’s de signaalsterkte
aflezen. Voor een radiocommunicatie die sterk genoeg is, moeten
minimaal drie blauwe LED’s branden.
Heeft u de gewenste melders getest, dan verlaat u de
programmeermodus door op de toets ESC/DEL te drukken.
Alleen de LED voor spanning brandt/knippert en de LED voor
storing brandt. De universele module piept met korte tussenpozen.
Sluit beide sabotagecontacten van de UVM en wacht tot deze een
dubbel signaal heeft afgegeven.
6.6 Fabrieksinstelling
Om alle instellingen in de universele module en alle melders te
wissen, gaat u als volgt te werk:
In het hoofdmenu van het programmeermenu kiest u punt 8 (LED 8
brandt).
Bevestig dit punt met de toets SET.
Alle LED’s knipperen.
Druk op de toets ESC/DEL en houd deze ingedrukt tot de
universele module een dubbel signaal ter bevestiging afgeeft en
LED 8 brandt. De programmering en alle ingelezen draadloze
melders werden gewist.
Opmerking: Om menupunt 8 zonder fabrieksreset te verlaten, drukt
u maar kort op de toets ESC/DEL.
Heeft u de fabrieksinstelling weer hersteld, dan verlaat u de
programmeermodus door op de toets ESC/DEL te drukken.
De LED voor spanning brandt/knippert en de LED voor storing
brandt. De universele module piept met korte tussenpozen.
Sluit beide sabotagecontacten van de UVM en wacht tot deze een
dubbel signaal heeft afgegeven.
7. Technische
gegevens
Spanningsvoeding:
12 V DC
Stroomopname:
70 mA in rust
90 mA met geactiveerd relais
240 mA met geactiveerd relais
en acculading
Noodstroomvoorziening: 6 V DC, 1,2 Ah
Aantal kanalen:
8
Weergave:
10 LED’s
Uitgangen:
4 x transistorrelais (NO/NC)
Max. schakelvermogen 500 mA,
24 V DC, R=2
Ω