132
Bevestig dit punt met de toets SET.
LED 7 brandt weer.
Verlaat de programmeermodus door op de toets ESC/DEL te
drukken.
De LED voor spanning brandt/knippert en de LED voor storing
brandt. De universele module piept met korte tussenpozen.
Sluit beide sabotagecontacten van de UVM en wacht tot deze
een dubbel signaal heeft afgegeven.
2. Lees nu de draadloze melder in de UVM in.
Ga daarbij als volgt te werk:
-
Zet de dipschakelaar 1 op ON (aan).
- In het hoofdmenu van de programmeermodus kiest u punt
1 (LED 1 brandt).
-
Bevestig dit punt met de toets SET.
- De LED’s tonen de toestand van de ingelezen draadloze
melders. Knippert er een LED, dan wijst dit erop dat dit
kanaal al toegewezen is. Is de LED uit, dan kan daar nog
een melder ingelezen worden.
- Activeer het sabotagecontact van de melder of zend een
signaal van de melder. Werd er een signaal ontvangen,
dan wijst de universele module deze melder aan een nieuw
kanaal toe. De LED van dit kanaal begint te knipperen. De
universele module piept twee keer, als de melder met
succes ingelezen werd.
Opmerking: Neem bij het inlezen van de melders de
opmerkingen in de desbetreffende installatie-instructies van de
melder in acht. Magneetcontacten wijzen onder bepaalde
omstandigheden twee melderkanalen (bladveercontact en
extern contact) toe.
- Om bijkomende melders in te lezen, gaat u op identieke
wijze te werk.
- Hebt u alle melders ingelezen, verlaat dan de
programmeermodus door de toets ESC/DEL twee keer in
te drukken. Alleen de LED voor spanning brandt/knippert
en de LED voor storing brandt. De universele module piept
met korte tussenpozen.
Sluit beide sabotagecontacten van de UVM en wacht tot deze
een dubbel signaal heeft afgegeven.
3. Verwijder alle geleiderbruggen voor de besturing van de
uitgangen en sluit de universele module op uw
alarmcentrale aan zoals in het volgende aansluitvoorbeeld
beschreven.
De relaisuitgangen worden geactiveerd, als een melder
activeert. De meldertoewijzing kunt u in de onderstaande tabel
terugvinden. Er zijn steeds vier melders aan een relaisuitgang
toegewezen. Deze relaisuitgang wordt geactiveerd zodra een