133
1. Schakel de DMM in en kies de betreffende meetmodus.
2. Selecteer het betreffende meetbereik.
De grenswaarde-instelling bevat geen enkel getal. De actuele drempelwaarde wordt
bepaald door de bereikinstelling tijdens de meting. Zie het hoofdstuk “RANGE-FUNCTIE,
MANUELE SELECTIE VOOR MEETBEREIK ”.
3. Druk op de knop COMP/CLEAR (7).
18. OPSLAG EN BEHEER VAN DE GEMETEN WAARDEN
De digitale multimeter met zijn dataopslagfunctie biedt de mogelijkheid om maximaal 1000
meetwaarden op te slaan.
Ga als volgt te werk om de meetwaarden op te slaan:
Druk op de knop SAVE/SERIES LOG (3) met ingeschakelde meter. Linksboven in het uitleesvenster
wordt de geheugenteller weergegeven. De teller wordt elke keer opgehoogd als er een meetwaarde
wordt opgeslagen.
Ga als volgt te werk om elke seconde een meetwaarde op te slaan:
1. Druk de knop SAVE/SERIES LOG (3) gedurende circa 2 seconden in om het opnemen te starten.
Het instrument slaat nu elke seconde een meetwaarde op. Het pictogram “MEM” knippert.
2. Druk de knop “SAVE” opnieuw gedurende circa 2 seconden in om het opnemen te stoppen.
3. Druk de knop “SAVE” nogmaals gedurende circa 2 seconden in om door te gaan met het opnemen.
Weergeven van de opgeslagen meetwaarden:
1. Druk op de knop LOAD/SETUP (13). Op het uitleesvenster verschijnt “MR”.
2. Navigeer door de individuele opnamen door op de knop
Ÿ
/PASS BEEP (5) of op de knop
ź
/
NG BEEP (14) te drukken.
3. Druk op de knop LOAD/SETUP (13) om te stoppen.
Wissen van de opgeslagen meetwaarden:
Druk op de knop COMP/CLEAR (7) en houd deze gedurende circa 2 seconden ingedrukt om het
geheugen te wissen. Het pictogram “CLR” zal eenmaal knipperen en de geheugenteller wordt op
nul gezet.