126
Frequentiemeting/signaalverhouding in % (DutyCycle)
De DMM kan de frequentie van een signaalspanning tot 0,001 Hz - 400 MHz meten en weergeven.
Voor het meten van frequenties gaat u als volgt te werk:
1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik “%”.
2. Steek het rode meetsnoer in de
V
ȍ
°CHz measuring jack (17), het zwarte in de COM-
aansluiting (18).
3. Maak nu met de beide meetstiften contact met het meetobject (signaalgenerator, schakeling, enz.).
4. De frequentie wordt in de bijbehorende eenheid op het display weergegeven.
5. Om de signaalverhouding (Duty Cycle) te meten drukt u opnieuw op de SHIFT/SLEEP-knop (16)
tot “%” op het display verschijnt.
6. Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit.
Weerstandsmeting
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten evenals
andere meetobjecten absoluut spanningloos en ontladen zijn.
Voor de weerstandsmeting gaat u als volgt te werk:
1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik “
ȍ
”.
2. Steek het rode meetsnoer in de
V
ȍ
°CHz -meetbus (17), het zwarte in de COM-
aansluiting (18).
3. Controleer de meetsnoeren op doorgang door beide meetstiften met elkaar te verbinden. Nu moet
zich een weerstandswaarde van ca. 0 - 1,5
ȍ
instellen (de eigen weerstand van de meetsnoeren).
Druk op de knop “REL/PC” (4), om de invloed van de eigen weerstand van de meetsnoeren op
de volgende weerstandsmeting uit te schakelen. Op het display verschijnt het delta-symbool en
het scherm geeft 0
ȍ
weer. De automatische bereikselectie (AUTO) is gedeactiveerd. Op het
bovenste, kleine display wordt de basiswaarde (Rel-verschil) weergegeven.
4. Sluit nu de beide meetstiften aan op het meetobject.
5. De meetwaarde wordt op het display weergegeven, mits het meetobject niet hoogohmig of
onderbroken is. Wacht tot de displaywaarde gestabiliseerd is. Bij weerstanden >1 M
ȍ
kan dit
enkele seconden duren.
6. Zodra “OL” (voor Overload = overbelasting) op het display verschijnt, hebt u het meetbereik
overschreden of is het meetcircuit onderbroken. Een herhaalde druk op de knop “REL/PC” (4)
schakelt de relatief-functie uit en activeert de autorange-functie.
7. Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit.
Wanneer u een weerstandsmeting uitvoert, moet u erop letten dat de meetpunten waarmee
de meetstiften in contact komen, vrij zijn van vuil, olie, soldeerhars of dergelijke. Dergelijke
omstandigheden kunnen het meetresultaat vervalsen.