106
d) Weerstandsmeting
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten evenals
andere meetobjecten absoluut spanningloos en ontladen zijn.
-
Schakel de DMM in en kies de meetfunctie “Ω”.
-
Steek het rode meetsnoer in de Ω meetbus (9), het zwarte
in de COM-aansluiting (8).
-
Controleer de meetsnoeren op doorgang door beide meet-
stiften met elkaar te verbinden. Nu moet zich een weer-
standswaarde van ca. 0-0,5 ohm instellen (de eigen weer-
stand van de meetsnoeren).
-
Sluit nu de beide meetstiften aan op het meetobject. De
meetwaarde wordt op het display weergegeven, mits het
meetobject niet hoogohmig of onderbroken is. Wacht tot
de displaywaarde gestabiliseerd is. Bij weerstanden >1
MOhm kan dit enkele seconden duren.
-
Zodra “OL” (voor Overload = overbelasting) op het display
verschijnt, hebt u het meetbereik overschreden of is het
meetcircuit onderbroken.
-
Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetob-
ject en schakel de DMM uit.
☞
Wanneer u een weerstandsmeting uitvoert, moet u erop letten dat de meetpunten waar u de
meetstiften mee in contact brengt voor het meten, vrij zijn van vuil, olie, soldeerhars en der-
gelijke. Dergelijke omstandigheden kunnen het meetresultaat vervalsen.