111
Omwille van de lange meettijd typisch aan de bouwwijze kan het bij een te korte
meetduur tot afwijkingen tussen de weergegeven en de “werkelijke” temperatuur,
resp. luchtvochtigheid komen. Het apparaat mag daarom niet worden gebruikt
wanneer de meting uiterst nauwkeurig moet zijn (bijv. temperatuurcontrole voor
kwaliteitscontrole, enz.).
l) Temperatuurmeting met contactsensor
Een contactmeting is enkel toegelaten bij
spanningsvrije objecten. Stroomstootgevaar!
De meegeleverde draadsensor is naargelang
het bouwtype alleen voor een meetbereik van
-20 tot +230 °C geschikt. Via optionele K-
type-thermosensoren kan het totale meetbe-
reik van de DMM worden gebruikt.
Voor het meten gaat u als volgt te werk:
-
Schakel het DMM in en kies naargelang de gewenste reso-
lutie het meetbereik “1°C” of “0,1°C”.
-
Steek de K-type-meetadapter volgens de juiste polariteit in
de bussen “V” (+) en “COM” (-).
-
Verbind de sensor met de meetadapter. Houd rekening met de juiste polariteit. De polariteit is op de
stekker aangeduid.
-
Breng de sensortip naar het meetobject. De meetwaarde wordt in het hoofdvenster in °C weergegeven.
-
Schakel de DMM na het meten uit.
De gemeten temperatuur mag enkel aan de sensortip worden gelegd. Het meetappa-
raat moet zich in het gespecificeerde omgevingsbereik bevinden om foutieve metin-
gen te vermijden.
m) Geluidsniveaumeting
De geluidsniveaumeting dient voor de oriënteringsmeting om geluidsbronnen te identificeren. Een waar-
derende meting voor de documentatie, etc. is niet mogelijk. Het geluidsniveau wordt lineair gemeten
(karakteristiek “C”), i.e. alle tonen (lage en hoge tonen) worden op dezelfde manier gewaardeerd. U krijgt
zo frequentie-onafhankelijke meetwaarden die een vergelijking vereenvoudigen.
De meetopening voor het geluid bevindt zich linksboven (16). Tijdens de meting is het aanbevolen het
meetapparaat in een rechterhoek t.o.v. de geluidsbron af te stellen.
Draag tijdens de meting in een luide omgeving altijd passende gehoorbescherming
om gehoorschade te vermijden.