80
Belangrijk!
Meet het zwaartepunt steeds met de cabinekap aangebracht.
Bepaal voorafgaand aan de eerste vlucht het zwaartepunt op ca. 49 mm diepte. Het optimale zwaartepunt
kan dan steeds opnieuw vliegend worden verkregen en opnieuw ingesteld.
e) Controleren van de besturingsfuncties
Vóórdat u het model de eerste keer start, is het noodzakelijk dat u zich met de afstandsbediening en besturingsfuncties
vertrouwd maakt en de functies van het model test. De functies en ingebruikneming van de afstandsbediening zijn in
de meegeleverde gebruiksaanwijzing van de afstandsbediening overzichtelijk weergegeven.
Schakel eerst de zender in en stel de stuurknuppel voor het toerental in de stand „Motor uit“. Sluit de vliegaccu nu aan
de vliegregelaar aan (zie ook afbeelding 8, pos. 6). De vliegregelaar controleert nu het stuursignaal van de zender
„Motor uit“ en meldt dit akoestisch met geluidssignalen (3x pieptoon, pauze, 2x pieptoon, pauze, 1x pieptoon). De
vliegregelaar is nu gebruiksklaar.
De vliegregelaar is reeds af fabriek correct geprogrammeerd. In het hoofdstuk „Programmering van de
vliegregelaar“ vindt u meer informatie over de vliegregelaar.
De geluidssignalen worden door het kort aanjagen van de motor door de vliegregelaar veroorzaakt.
De vliegregelaar heeft een onderspanningsherkenning die bij een spanning onder de 3,0 V per cel (bij de
accu uit het modelvliegtuig dus onder de 6,0 V) het vermogen van de motor vermindert, resp. de motor
uitschakelt. Zo wordt een schadelijke diepontlading van de accu vermeden.
Neutrale stand:
Als de stuurknuppel voor de richtingsroer- en hoogteroer- en rolroerfunctie en de trimmingen van de stuurfuncties
precies in de middelste stand staan, moet het richtingsroer, hoogteroer en de rolroeren aan het modelvliegtuig eveneens
precies in de middelste stand staan. Van achter gezien, moeten richtings- en hoogteroeren samen met de besturing
een vlak vormen en mogen niet naar boven, onder, links of rechts uitgeslagen zijn. De rolroeren moeten met de
vleugels op een niveau zijn.
Als de rolroeren en/of richtings-, resp. hoogteroeren niet nauwkeurig zijn afgesteld, kunnen de roeren nauwkeurig
worden afgesteld door aan de vorkkoppen aan de stuurkabels te draaien.
Hoogteroerfunctie
Als u de stuurknuppel voor de hoogteroerfunctie naar beneden beweegt, moet het hoogteroer naar boven uitslaan.
De achterzijde van het roer moet daarbij ca. 10 mm naar boven worden afgesteld. Tijdens het vliegen wordt daardoor
het staarvlak naar beneden gedrukt en het model stijgt naar boven weg.
Afbeelding 10