69
BATERÍA
- Control del estado de carga de la batería.
Como está demostrado que hay una relación directa entre el peso especí
fi
co del electrolito y el estado de carga de la batería, la medición del peso especí
fi
co
del electrolito se considera un control e
fi
caz y correcto del estado de carga de la batería. Cuando la batería está cargada, en condiciones normales y con el
nivel adecuado de electrolito, la densidad de éste debe ser de unos 1.260 (30° Be) referida a 30° C. En cambio, si la densidad se encuentra entre 1.26 (30°
Be) y 1.20 (24 Be), la batería está parcialmente cargada, mientras que si la densidad es inferior a 1.14 (18° Be), la batería está completamente descargada.
- Medición de la densidad
La medición de la densidad del electrolito es el control más importante de la batería. Por lo tanto, dicha medición debe efectuarse con el mayor cuidado
mediante un densímetro, introduciéndolo con una jeringa y tomando un cantidad de electrolito su
fi
ciente para hacer
fl
otar el
fl
otador. Cuidar que el extremo
de éste no toque la pera de goma o quede pegado por capilaridad a las paredes de vidrio. Si se tuviera que medir la densidad después de haber añadido
agua destilada, hay que esperar a que la densidad sea homogénea en todo el líquido contenido en el elemento.
- Añadir agua.
Añadir agua destilada en cada uno de los compartimentos de la batería después de haberla cargado, hasta que el líquido sobrepase en 6 mm las placas. Al
principio esta operación deberá realizarse después de cada recarga, más adelante podrá efectuarse más a menudo, según lo decida el responsable, pero
como mínimo esperando una semana antes de añadir agua de nuevo.
- Límites de carga.
No es necesario recargar la batería si al
fi
nal de la jornada de trabajo la densidad no se encuentra por debajo de 1.24 (28° Be). El exceso más común al utilizar
una batería para tracción es la sobrecarga. Este único factor, si se produce continuadamente, puede reducir considerablemente la duración de la batería. La
temperatura máxima recomendada es de 45° C. Si la temperatura del electrolito aumenta en más de 10/12° C respecto a la temperatura ambiente, puede
producirse una sobrecarga, independientemente de la temperatura real alcanzada .Si el indicador del salpicadero señala que en la batería queda una carga
residual del 5-10%, la máquina puede efectuar el desplazamiento y el secado pero no la rotación de los cepillos ni el lavado.
- Locales para cargar la batería.
Las gases que se producen durante la operación de carga presentan riesgo de explosión, por lo que hay que asegurarse que la batería esté bien ventilada
durante la operación de carga y que lo contactos de los bornes estén protegidos contra las chispas. Los locales en los que pueden cargarse las baterías de
acumuladores deben estar bien aireados y su temperatura no debe ser superior a los 40/45° C.
Si con las ventanas no hay su
fi
ciente aireación, deben prepararse conductos de salida especiales, que no deben desembocar en los conductos del humo. Si
es necesario, el recambio debe efectuarse rápidamente mediante ventiladores.
- Batería no utilizada continuamente o inactiva.
Si la batería no se utiliza de manera continuada, hay que someterla a una carga de refresco una vez al mes, incluso si las mediciones del peso especí
fi
co
proporcionan valores elevados. Si la batería permanece inactiva durante largos periodos de tiempo, debe ser conservada en un lugar fresco y seco. Debe
ser recargada totalmente una vez al mes, hasta que se perciba en todos los elementos un evidente desarrollo del gas y las lecturas de la tensión y del peso
especí
fi
co permanezcan constantes durante 3 - 4 horas. En cualquier caso, antes de poner de nuevo en funcionamiento una batería que ha permanecido
inactiva durante un largo periodo de tiempo, hay que recargarla para que el nivel del electrolito sea el adecuado.
BATTERIJ
- Controle van de batterij lading
Daar het bekend is dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen het soortelijk gewicht van de elektrolyt en de lading van de batterij, wordt
het meten van het soortelijk gewicht van de elektrolyt beschouwd als effectieve en juiste controle van de staat van de batterij lading. Wanneer
de batterij vol is en in goede staat, met de elektrolyt op het juiste niveau, is de densiteit van de elektrolyt ongeveer 1.260 (30° Bè) bij 30° C.
Als de densiteit tussen 1.26 (30°Bè) en 1.20 (24° Bè) ligt, is de batterij gedeeltelijk geladen terwijl bij een lege batterij de densiteit minder dan
1.14 (18°Bè) bedraagt.
- Het meten van de densiteit.
Het meten van de densiteit van de elektrolyt is de meest belangrijke controle van een batterij. Deze meting moet dus nauwkeurig uitgevoerd
worden met behulp van de densimeter, breng deze op de manier van een injectiespuit in en neem een hoeveelheid elektrolyt die voldoende is
om de vlotter te laten drijven. Let erop dat het uiteinde hiervan de rubber bal niet raakt of met de capillariteit vast blijft zitten aan de glaswanden.
Als u een meting moet verrichten na het toevoegen van gedestilleerd water, moet u wachten tot de densiteit gelijkmatig in de vloeistof van het
element verdeeld is.
- Bijvullen van water
Gedestilleerd water bijvullen in elke batterijcel nadat de batterij opgeladen is om de vloeistof op niveau te brengen, 6 mm boven de platen.
Deze handeling moet in het begin na elke lading verricht worden, later als de bediener meer ervaring heeft gekregen kan dit minder vaak
gedaan worden, maar het dient tenminste eens per week te gebeuren.
- Laad limieten
De batterij hoeft niet opgeladen te worden als de densiteit, aan het einde van de werkdag niet onder 1.24 (28°Bè) gedaald is. De meest
voorkomende fout bij het gebruik van tractiebatterijen is overbelasting. Alleen deze factor, als deze constant aanwezig is, verkort de levensduur
van de batterij drastisch. De aanbevolen maximum temperatuur is 45°C. Als de temperatuur van de elektrolyt meer stijgt dan 10°/12° C
vergeleken met de omgevingstemperatuur, kan zich overbelasting voordoen, onafhankelijk van de werkelijk bereikte temperatuurwaarde.
Indien de batterijindicator nog slechts een restcapaciteit aangeeft van ca. 5 – 10% schakelt de borstelaandrijving en watertoevoer automatisch
uit. Wèl blijft het mogelijk om de machine te verrijden en een natte vloer droog te zuigen.
- Ruimtes voor het opladen van de batterij.
De gassen die zich tijdens het opladen ontwikkelen, zijn explosief, zorg er dus voor dat de batterij tijdens het opladen goed geventileerd staat
en dat de contacten van de klemmen geen vonken kunnen veroorzaken. De ruimtes waar de batterijen van accumulatoren opgeladen worden,
moeten goed belucht zijn en de temperatuur mag niet boven 40°/45°C stijgen. Als de ramen niet voor voldoende luchtverversing zorgen, moet
dit gebeuren via speciale afvoerkanalen, deze mogen in rookkanalen uitkomen. Indien nodig moet de luchtverversing snel, met behulp van
ventilatoren plaatsvinden.
- Batterij die niet constant gebruikt wordt
Als de batterij niet continu gebruikt wordt, moet deze eens per maand bijgeladen worden, ook als bij het meten van het soortelijk gewicht de
waarden hoog zijn. Als de batterij lange tijd niet gebruikt wordt, moet hij op een koele, droge plaats bewaard worden. Eens per maand moet hij
opgeladen worden, volledig totdat alle elementen
fl
ink gas ontwikkelen en de afgelezen waarden voor spanning en soortelijk gewicht 3 à 4 uur
lang constant blijven. In elk geval moet een batterij die lange tijd nonactief geweest is, eerst opgeladen worden en moet het elektrolytniveau
gecontroleerd worden voordat hij opnieuw gebruikt mag worden.
Содержание Elan 612
Страница 98: ...98 ...