8
Veiligheidsinstructies
Lees de gebruiksaanwijzing voordat u de helm in gebruik neemt. Controleer de correcte montage van de voorzetruit.
Als storingen niet verholpen kunnen worden, dan mag de verduisteringscassette niet meer gebruikt worden.
Voorzorgsmaatregelen & beschermingsbeperkingen
Tijdens het lassen komen warmte en straling vrij, die tot oog- en huidletsel kunnen leiden. Dit product biedt
bescherming voor de ogen en het gezicht. Uw ogen zijn tijdens het dragen van de helm, ongeacht de gekozen
beschermingsinstelling, altijd beschermd tegen ultraviolette en infrarode straling. Om de rest van het lichaam
te beschermen moet de daarvoor bestemde kleding gedragen worden. Deeltjes en stoffen, die door het lassen
vrijkomen, kunnen onder bepaalde omstandigheden bij daarvoor gevoelige personen allergische huidreacties
veroorzaken. Materialen die in contact komen met de huid kunnen een allergische reactie verzoorzaken bij
overgevoelige.
De lasbeschermhelm mag alleen bij het lassen en slijpen en niet voor andere toepassingen gebruikt worden.
Indien de lashelm voor andere doeleinden dan waarvoor deze bestemd is, of niet volgens de instructies
van de gebruiksaanwijzing gebruikt wordt, vervalt iedere aansprakelijkheid van Optrel. De helm is geschikt
voor alle gangbare laswerkzaamheden,
uitgezonderd gas- en laserlassen
.
Houd u aan de aanbevolen
beschermingsinstellingen volgens EN169 op de omslag.
Slaapmodus
De verduisteringscassette heeft een automatische uitschakelfunctie, die de levensduur van de batterij verlengt.
Als gedurende ca. 15 min. geen licht op de zonnecellen valt, schakelt de verduisteringscassette automatisch
uit. Om de cassette opnieuw in te schakelen moeten de zonnecellen kort in het daglicht gehouden worden.
Wanneer de verduisteringscassette niet meer geactiveerd kan worden, of bij het ontsteken van de lasboog niet
meer verduistert, dan moeten de batterijen vervangen worden.
Garantie & aansprakelijkheid
De garantiebepalingen zijn op te vragen bij de nationale verkooporganisatie van Optrel. Voor meer informatie
hierover kunt u zich wenden tot uw Optrel vertegenwoordiger.
De garantie dekt uitsluitend materiaal- en fabricagefouten. In geval van schade die het gevolg is van verkeerd
gebruik, ongeoorloofde handelingen of niet door de fabrikant voorziene toepassing, vervallen garantie en
aansprakelijkheid. Aansprakelijkheid en garantie vervallen eveneens wanneer andere dan door Optrel geleverde
reservedelen gebruikt worden.
Gebruik (zie omslag)
1.
Hoofdband.
Pas de bovenste verstelbare band (1) aan de grootte van uw hoofd aan. Ratelknop (2) indrukken
en draaien tot de hoofdband goed maar zonder druk aanligt.
2.
Oogafstand en helmhelling.
Door het loszetten van de van de blokkeerknoppen (3) wordt de afstand
tussen de cassette en de ogen ingesteld. Beide zijden tegelijk instellen en niet scheef zetten. Vervolgens de
blokkeerknoppen weer vastzetten. De helmhelling kan met de draaiknop (4) aangepast worden.
3.
Bedrijfsmodus automatisch/handmatig.
Met de schuifschakelaar (5) kan men de wijze van instellen van
de beschermingsfactor kiezen. In de automatische modus wordt de beschermingsfactor door middel van de
sensoren automatisch aan de intensiteit van de lichtboog aangepast (norm EN 379:2003). In de handmatige
modus moet men de beschermingsfactor door het draaien van de knop (6) instellen. Geadviseerd wordt, bij
positielassen of pulslaswerkzaamheden met een frequentie van minder dan 10 Hz de „handmatige“ modus
te kiezen.
4.
Beschermingsfactor.
In de „handmatige“ modus kan de beschermingsfactor van DIN 9 tot DIN 13 gekozen
worden door het draaien van de knop (6). In de „automatische“ modus komt de beschermingsfactor overeen
met norm EN 379, als de draaiknop (6) op positie „N“ staat. Door het draaien van de knop kan de automatisch
ingestelde beschermingsfactor naar wens een beschermingsfactor omhoog of omlaag gecorrigeerd worden.
5.
Slijpmodus.
Door indrukken van de beschermingsfactorknop (7) wordt de verduisteringscassette in
de slijpmodus omgezet. In deze modus is de cassette uitgeschakeld en blijft deze in de lichte stand. De
ingeschakelde slijpmodus is herkenbaar aan de rood knipperende LED (8) aan de binnenkant van de helm.
Voor het uitschakelen van de slijpmodus opnieuw de beschermingsfactorknop indrukken. Na 10 minuten
wordt de slijpmodus automatisch teruggezet.
6.
Gevoeligheid.
Met de gevoeligheidsknop (10) wordt de omgevingslichtgevoeligheid ingesteld. De rode punt
op de schaal komt overeen met de aanbevolen gevoeligheidsregeling in een standaardsituatie.
7.
Sensorschuif.
De sensorschuif kan op twee verschillende posities gezet worden. Naargelang de positie
wordt de herkenningshoek van het omgevingslicht verminderd (11-A) of vergroot (11-B), d.w.z. de cassette
reageert sterker of minder sterk op lichtbronnen in de omgeving.
8.
Openingsschakelaar.
Met de openingsschakelaar (12) kan de openingsvertraging van donker naar licht
gekozen worden. „Fast“ betekent een vertraging van 0,1-0,35 s en wordt aanbevolen voor korte lasprocessen.
Is „slow“ zichtbaar, dan wordt de vertraging op > 0,35 s verlengd. Deze instelling moet bij lange lasprocessen
en pulstechnieken gebruikt worden.
Schoonmaken
De verduisteringscassette en de voorzetruit moeten regelmatig met een zachte doek schoongemaakt worden. Er
mogen geen reinigingsmiddelen, oplosmiddelen, alcohol of schurende schoonmaakmiddelen gebruikt worden.
Vervang gekraste of beschadigde lenzen.
Opbergen
De lashelm moet op een droge plaats bij kamertemperatuur worden opgeborgen. Opslag in de originele verpakking
zal de levensduur van de batterijen ten goede komen.
Voorzetruit vervangen
Door het indrukken van een klem aan de zijkant (13) komt de voorzetruit vrij en kan deze verwijderd worden. Nieuwe
voorzetruit in een klem aan de zijkant (14) inhangen. Voorzetruit in de tweede klem aan de zijkant opspannen
en vastklikken. Bij deze handeling is enige druk vereist, zodat de afdichting op de voorzetruit de gewenste
werking heeft.
Batterijen vervangen (zie omslag)
De verduisteringscassette heeft verwisselbare lithium-knoopcelbatterijen type CR2032. Wanneer
u een lashelm met verseluchtaansluiting gebruikt, moet u voor het verwisselen van de batterijen de
gezichtsafdichting verwijderen. Wanneer de LED op het patroon (9) groen knippert zijn de batterijen
aan vervanging toe.
1. Batterijdeksel zorgvuldig verwijderen (15)
2. Batterijen verwijderen en in overeenstemming met de nationale voorschriften voor chemisch afval
behandelen (16)
3. Batterijen type CR2032 zoals afgebeeld plaatsen (17)
4. Batterijdeksel zorgvuldig monteren (18)
Indien het tintpatroon niet verdonkert bij een lasboog, controleer dan of de polariteit van de batterijtjes
correct is. Om te controleren of ze nog voldoende energie leveren, houd het patroon tegen een sterke
lamp. Als de groen LED (9) knippert, duidt dit op te lage batterijen en moeten ze onmiddellijk worden
vervangen. Indien het patroon niet correct werkt ondanks nieuwe batterijen, werkt het patroon niet meer
en moet het eveneens worden vervangen.
Verduisteringscassette uit-/inbouwen (zie omslag)
1. Beschermingsfactorknop uittrekken (19)
2. Batterijdeksel zorgvuldig verwijderen (15)
3. Cassettebevestigingsveer zoals afgebeeld losmaken (20)
4. Cassette voorzichtig naar buiten kantelen (21)
5. Satelliet zoals afgebeeld losmaken (22)
6. Satelliet door uitsparing in de helm naar buiten trekken (23)
7. Satelliet 90° draaien en door helmgat schuiven (24)
8. Verduisteringscassette naar buiten kantelen
Het inbouwen van de verduisteringscassette gebeurt in omgekeerde volgorde.
Probleemoplossing
Verduisteringscassette wordt niet donkerder
→ Gevoeligheid aanpassen (10)
→ Sensorschuifpositie veranderen (11)
→ Sensoren of voorzetruit schoonmaken
→ Slijpmodus uitschakelen (7)
→ Lichtinval op sensor controleren
→ Handmatige modus kiezen
→ Batterijen vervangen
Beschermingsfactor te licht
→ Handmatige modus kiezen
→ In de automatische modus draaiknop 4 op +1 zetten
→ Voorzetruit verwisselen
Beschermingsfactor te donker
→ Handmatige modus kiezen
→ In de automatische modus draaiknop 4 op -1 zetten
Verduisteringscassette flakkert
→ Openingsschakelaarpositie (12) veranderen
→ Batterijen vervangen
Slecht zicht
→ Voorzetruit of filter schoonmaken
→ Beschermingsfactor aan laswerkzaamheden aanpassen
→ Omgevingslicht versterken
Lashelm verschuift
→ Hoofdband opnieuw aanpassen / vastzetten
Specificaties
(technische wijzigingen voorbehouden)
Beschermingsfactor
DIN 4 (lichte stand)
DIN 9 – DIN 13 (donkere stand)
UV/IR bescherming
Maximale bescherming in lichte en donkere stand
Omschakeltijd van licht naar donker
175 μs (23 °C / 73 °F)
120 μs (55 °C / 131 °F)
Omschakeltijd van donker naar licht
fast = 0,1 … 0,35 s
slow = > 0,35 s
Afmetingen verduisteringscassette
90 x 110 x 7 mm / 3,55 x4,33 x 0,28“
Afmetingen gezichtsveld
50 x 100 mm / 1,97 x 3,94“
Voeding
Zonnecellen, 2 stk. Li-batterijen 3 V verwisselbaar (CR2032)
Gewicht
490 g / 17,284 oz
Bedrijfstemperatuur
-10 °C – 70 °C / 14 °F – 157 °F
Opslagtemperatuur
-20 °C – 80 °C / -4 °F – 176 °F
Classificering volgens EN379
Optische klasse = 1
Strooilicht = 1
Homogeniteit = 1
Kijkhoekafhankelijkheid = 2
Goedkeuringen
C
E, ANSI, AS/NZS, EAC
Reservedelen (zie omslag)
1. Helm ( zonder cassette )
6. Potentiometerknop
2. Verduisteringscassette incl. satelliet
7. Gevoeligheidsknop
3. Voorzetruit
8. Batterijdeksel
4. Klemmen aan de zijkant
9. Hoofdband met bevestigingsarmaturen
5. Binnenste beschermruit
10. Voorhoofdzweetband
Nederlands