58
ń
plaatsvinden. Let hiervoor op de aanwijzingen in de gebruiksaanwij-
zing van de camera!
De REAR-functie wordt alleen dan op de flitser aangegeven als de
instelling op de flitser zelf is gedaan.
Inschakelen van de REAR-functie op de flitser bij flitsen met camera’s uit groep B
•
Breng de flitser aan op de camera.
•
Schakel flitser en camera in.
•
Tip de ontspanknop op de camera aan, zodat er een gegevensuitwisseling
tussen camera en flitser kan plaatsvinden.
•
Druk zo vaak op de toetsencombinatie ‘Select’ (= toets ‘Mode’ + toets
‘Zoom’), dat in het LC-display ‘REAR’ verschijnt.
•
Druk zo vaak op de toets ‘Zoom’, dat in het LC-display ‘ON’ knippert.
•
De instelling treedt onmiddellijk in werking. Na ong. 5 s. schakelt het
LC–display weer naar de normale weergave terug.
Het symbool ‘REAR’ voor de synchronisatie bij het dichtgaan van de sluiter
blijft na de instelling in het LC-display van de flitser aangegeven!
Gebruik bij langere belichtingstijden een statief om bewegen van de
camera tijdens het opnamen te voorkomen. Schakel deze functie na
de opname weer uit, daar anders ook voor de ‘normale’ flitsopnamen
ongewenst lange belichtingstijden kunnen ontstaan.
Uitschakelen van de REAR-functie op de flitser
•
Druk zo vaak op de toetsencombinatie ‘Select’ (= toets ‘Mode’ + toets
‘Zoom’), dat in het LC-display ‘REAR’ verschijnt.
•
Druk zo vaak op de toets ‘Zoom’, dat in het LC-display ‘OFF’ knippert.
•
De instelling treedt onmiddellijk in werking. Na ong. 5 s. schakelt het
LC–display weer naar de normale weergave terug.
Het symbool ‘REAR’ voor de synchronisatie bij het dichtgaan van de sluiter
wordt niet meer in de display van de flitser aangegeven! De flitser wordt dan
weer gesynchroniseerd bij het opengaan van de sluiter (normale synchroni-
satie).
☞
4.9.3 Synchronisatie bij lange belichtingstijden / SLOW
Een aantal camera’s biedt in bepaalde functies de mogelijkheid om in combi-
natie met een lange belichtingstijd ‘SLOW’ te flitsen. In deze functie kunt u bij
een lage omgevingshelderheid de achtergrond op een foto beter uit laten
komen. Dit wordt bereikt door belichtingstijden die aan die achtergrond zijn
aangepast. Hierbij worden door de camera automatisch belichtingstijden die
langer zijn dan de flitssynchronisatietijd zijn (bijv. belichtingstijden tot 30 se-
conden), ingesteld. Bij sommige camera’s wordt de synchronisatietijd bij lan-
ge belichtingstijden in bepaalde cameraprogramma’s (bijv. nachtopname-
program enz.) automatisch geactiveerd, c.q. kan op de camera ingesteld
worden (zie de gebruiksaanwijzing van de camera). Op de flitser hoeft niets
te worden ingesteld en vindt er voor deze functie ook geen aanduiding
plaats.
Gebruik bij lange belichtingstijden een statief om onscherpte door
camerabeweging tijdens het opnemen te voorkomen!
5. Flitser- en camerafuncties
5.1 Aanduiding dat de flitser opgeladen is
Zodra de flitscondensator is opgeladen licht op de flitser de daarvoor be-
stemde aanduiding op en geeft daarmee aan, dat de flitser gereed is om
te flitsen. Dat betekent dat bij de eerstvolgende opname flitslicht kan worden
gebruikt. Het signaal wordt ook naar de camera overgebracht en zorgt er in
de zoeker van de camera voor dat ook daarin de betreffende aanduiding
verschijnt (zie 5.3).
Wordt een opname gemaakt, voordat in de zoeker van de camera de aan-
duiding is verschenen, dan wordt er geen flits ontstoken en kan de opname
onder bepaalde omstandigheden te krap worden belicht als de camera wel
al naar de flitssynchronisatietijd (zie 5.2) is omgeschakeld.
☞
Содержание MECABLITZ 54 AF-1 N
Страница 45: ...45 ĸ ...
Страница 67: ...67 ń ...
Страница 89: ...89 ķ ...
Страница 111: ...111 ƴ ...
Страница 138: ...138 Bild 5 Fig 5 Afb 5 Grab 5 Bild 6 Fig 6 Afb 6 Grab 6 Bild 7 Fig 7 Afb 7 Grab 7 Bild 8 Fig 8 Afb 8 Grab 8 ...
Страница 141: ...141 ...