55
ń
Let er wel op, dat de bron ven het tegenlicht niet rechtstreeks in het
objectief schijnt. Het TTL-meetsysteem van de camera zou daar verkeerd
op kunnen reageren!
Bij de regeling van de automatische invulflits hoeft u niets in te stellen en er
wordt niets aangegeven.
7.2 Manual flitsfunctie
In de manual flitsfunctie
wordt door de flitser altijd het volle vermogen
afgegeven, als er geen deelvermogen is ingesteld. Het aanpassen aan de opna-
mesituatie kan bijv. door de instelling van het diafragma op de camera of door
het kiezen van een geschikt, met de hand in te stellen deelvermogen plaatsvin-
den. Het instelbereik strekt zich uit van P 1/1 tot P 1/128 in de M-functie, P
1/1 tot P1/32 in de M-HSS functie. In het display wordt de afstand aangege-
ven waarbij het onderwerp correct wordt belicht (zie 5.2).
Het instellen
• Druk zo vaak op de toets ‘Mode’
, dat in het display ‘
’ knippert.
De instelling treedt onmiddellijk in werking. Na ong. 5 seconden houdt de
aanduiding op te knipperen en wordt de instelling automatisch opgeslagen. In
het display wordt het symbool ‘
’ aangegeven.
Met de hand in te stellen deelvermogens
Stel in de manual flitsfunctie
met de toetsen ( + ) en ( - ) het gewenste deel-
vermogen in. De instelling treedt onmiddellijk in werking en wordt automatisch
opgeslagen. De aanduiding van de afstandswaarde wordt automatisch aan het
deelvermogen aangepast (zie 5.2).
Sommige cameramodellen ondersteunen de functie van met de hand
(manual
) in te stellen flitser alleen in de camerafunctie Manual M! In
andere camerafuncties verschijnt in het display een foutmelding en wordt
de ontspanknop geblokkeerd (zie 5.4)!
M
☞
M
M
M
M
☞
8 Met de hand in te stellen correctie op de flitsbelichting
De automatiek van de flitsbelichting is in de meeste camera’s gebaseerd op een
reflectiegraad van 25% (gemiddelde reflectiegraad van flitsonderwerpen). Een
donkere achtergrond die veel licht absorbeert of een lichte achtergrond die sterk
reflecteert (bijv. tegenlichtopnamen), kunnen leiden tot te ruim, c.q. te krap
belichte onderwerpen.
Om het bovengenoemde effect te compenseren kan de flitsbelichting via een
met de hand in te stellen correctiewaarde worden aangepast aan de opnamesi-
tuatie. De hoogte van die correctiewaarde hangt af van het contrast tussen
onderwerp en achtergrond!
Op de flitser kunnen in de TTL-flitsfuncties met de hand correctiewaarden voor
de flitsbelichting van -3 tot +3 stops (EV) in stappen van 1/3 stop worden
ingesteld.
Tip:
Donker onderwerp tegen een lichte achtergrond: positieve correctiewaarde.
Licht onderwerp tegen donkere achtergrond: negatieve correctiewaarde.
Een belichtingscorrectie door veranderen van de diafragmaopening van
het objectief is niet mogelijk, omdat de belichtingsautomatiek van de
camera het veranderde diafragma weer als werkdiafragma ziet. Bij het
instellen van een correctiewaarde kan de aanduiding van de reikwijdte in
het display veranderen en aan de correctiewaarde worden aangepast
(hangt af van het type camera)!
Het instellen
• Druk zo vaak op de toetsen ( - ), c.q. ( + ), dat in het display ‘EV’ knippert.
Met de toetsen ( + ) en ( - ) de gewenste instelling uitvoeren:
Stel met de toets ( - ) een negatieve, c.q. met de toets ( + ) een positieve cor-
rectiewaarde in.
De instelling treedt onmiddellijk in werking. Na ong. 5 seconden houdt de
aanduiding op te knipperen en wordt de instelling automatisch opgeslagen.
☞
707 47 0081.A2 48AF-1Nikon/Inh. 19.09.2007 12:42 Uhr Seite 55