52
ń
Overschrijding van het bereik van de aanduidingen
In het display kunnen reikwijdten tot maximaal 199 m, c.q. 199 ft worden aan-
gegeven. Bij hoge ISO-waarden (bijv. ISO 6400) en grote diafragmaopeningen
kan het bereik van de aanduidingen worden overschreden. Dit wordt door een
pijl, c.q. driehoekje achter de afstandswaarde aangegeven.
5.3 Error-aanduiding ‘FEE’
Bij sommige cameramodellen, c.q. camerafuncties (bijv. program P, de vari-pro-
gramma’s, diafragma-automatiek S) moet de diafragmaring op het objectief op
de hoogste diafragmawaarde worden gezet. Staat de diafragmaring niet in de
stand van de hoogste diafragmawaarde dan verschijnt op de flitser, c.q. in de
zoeker van de camera de error-aanduiding ‘FEE’ en de camera kan niet wor-
den ontspannen!
De met de hand in te stellen flitserfunctie M wordt door sommige camera’s in de
camerafunctie program P en de vari-, c.q. onderwerpsprogramma’s niet onder-
steund. Als u in deze camerafuncties de manual flitsfunctie M instelt, dan wordt
in het display als waarschuwing ‘FEE’ aangegeven en de ontspanknop op de
camera geblokkeerd.
Controleer in dat geval de instellingen op het objectief, c.q. die van de camera
(zie de gebruiksaanwijzing van de camera ).
5.4 Aanduiding van onderbelichting ‘EV’
Sommige modellen uit de groepen C, D en E (zie Tabel 1) waarschuwen in som-
mige camerafuncties (bijv. bij ‘P’ en ‘A’) bij een onderbelichte flitsopname met
een aanduiding in het display van de flitser, die tevens de mate van onderbe-
lichting in EV (=stops) aangeeft (zie de gebruiksaanwijzing van de camera).
Als na een flitsopname de aanduiding van de belichtingscontrole ‘o.k.’
niet
verschijnt, c.q. het flitssymbool in de zoeker van de camera knippert, wordt in
het display korte tijd de mate van onderbelichting in waarden van - 0,3 tot -
3,0 EV in stappen van 1/3 stop aangegeven. In het grensgeval, dat de flitser
geen o.k.-aanduiding geeft, c.q. als in de zoeker van de camera het flitssym-
bool knippert, de belichting echter toch correct is, verschijnt die waardeaandui-
ding niet!
Om een aanduiding van onderbelichting te kunnen geven moet op de
flitser een TTL-flitsfunctie (bijv.
,
,
BL) ingesteld zijn!
6 Aanduidingen in de zoeker van de camera
Voorbeelden voor aanduidingen in de zoeker van de camera:
Het groene pijlsymbool licht op:
Aanwijzing de flitser in te schakelen, c.q. te gebruiken.
Rood pijlsymbool licht op:
De flitser is paraat:
Het rode pijlsymbool blijft na de opname oplichten, c.q. dooft korte tijd:
De opname werd correct belicht.
Het rode pijlsymbool knippert na de opname:
De opname werd onderbelicht.
Zoek voor de aanduidingen in de zoeker van uw camera in de
gebruiksaanwijzing van de camera wat voor uw camera geldt.
7 Flitsfuncties (‘Mode’)
Afhankelijk van het type camera, c.q. de cameragroep (zie Tabel 1) staan ver-
schillende TTL-flitsfuncties en de manual flitsfunctie ter beschikking. Voor het
instellen van de flitsfunctie moet daarom vooraf een uitwisseling van gegevens
tussen camera en flitser plaats hebben gevonden, bijv. door het aantippen van
de ontspanknop op de camera. Het instellen van een flitsfunctie vindt met de
toets ‘Mode’
plaats.
7.1 TTL-functies
In de TTL-flitsfuncties komt u op eenvoudige wijze tot zeer goede flitsopnamen.
In deze flitsfuncties wordt de belichtingsmeting door een sensor in de camera
uitgevoerd. Deze meet het door het onderwerp gereflecteerde licht door het
☞
TTL
TTL
TTL
☞
707 47 0081.A2 48AF-1Nikon/Inh. 19.09.2007 12:42 Uhr Seite 52