►►6.2. DE GENERATOR RESETTEN:
Bij modellen met automatische “RESET”, de
generator uitschakelen en weer aanzetten (ZIE
FIG. 5-4).
►►6.3. DE GENERATOR UITZETTEN:
DE STEKKER NIET UITTREKKEN TOT DE
KOELCYCLUS IS VOLTOOID.
►6.3.1. Zet de schakelaar “ON/OFF” op de stand
“OFF” (0) (ZIE FIG. 5).
►6.3.2. Koppel de generator los van het elektrische
net (ZIE FIG. 6).
7. BIJREGELEN VAN DE DRUK VAN DE
COMPRESSOR (Raadpleeg een erkende
servicedienst)
(ZIE FIG. 7)
WEGENS SLIJTAGE VAN DE GENERATOR KAN
HET NODIG WORDEN OM DE DRUK VAN DE
COMPRESSOR WEER OP PEIL TE BRENGEN.
►7.1. Bepaal in de “TABEL TECHNISCHE
GEGEVENS”, de correcte druk (Bar - PSI - kPa)
van uw generator.
►7.2. Haal de schroef/dop weg van de koppeling
van de manometer (A).
►7.3. Monteer de manometer (niet meegeleverd,
zie “ACCESSOIRES”).
►7.4. Zet de generator aan.
►7.5. Draai de regelschroef in wijzerzin om de
druk te verhogen en in tegenwijzerzin om de
druk te verminderen (B).
►7.6. Neem de manometer weg en plaats de
schroef/dop terug (A).
8. REINGING FILTER VAN DE TANK
(ZIE FIG. 8)
AFHANKELIJK VAN DE HOEVEEELHEID
BRANDSTOF DIE GEBRUIKT WORDT, KAN HET
NODIG WORDEN OM DE FILTER VAN DE TANK
TE REINIGEN.
►8.1. Verwijder de dop (A) van de tank.
►8.2. Haal de filter (B) uit de tank.
►8.3. Reinig de filter (B) met zuivere brandstof,
zorg ervoor de filter niet te beschadigen.
►8.4. Hermonteer de filter (B) in de tank.
►8.5. Sluit de dop (A).
9. OPSLAG EN TRANSPORT
OM DE GENERATOR ZO GOED MOGELIJK
OP TE SLAAN EN/OF TE VERVOEREN, IS HET
AANBEVOLEN DE VOLGENDE PROCEDURE
TE VOLGEN.
►9.1. Haal alle brandstof uit de tank tot hij leeg
is (sommige modellen zijn uitgerust met een
afvoerdop onderaan de tank. Verwijder in dat
geval de afvoerdop en laat de brandstof eruit
lopen).
►9.2. Indien men vaststelt dat er residuen zijn,
giet zuivere brandstof in de tank en laat opnieuw
af.
►9.3. Sluit de dop van de tank en/of eventueel de
afvoerdop, en verwerk de brandstof op correcte
wijze volgens de geldende normen.
►9.4. Om de generator zo goed mogelijk te
bewaren, is het aanbevolen deze in vlakke
positie te houden, om te vermijden dat er
brandstof uitloopt, en om die op een droge
plaats op te slaan, beschut tegen mogelijke
externe schade.
10. KAMERTHERMOSTAAT
►►10.1. MODELLEN VOORAF INGESTELD
VOOR EEN KAMERTHERMOSTAAT OP
AFSTAND:
(ZIE FIG. 9)
Bij modellen die vooraf ingesteld zijn voor een
kamerthermostaat op afstand, verwijdert u de
afdekking verbonden met de verwarming (A); sluit
de thermostaat (B) (optie) aan en stel de gewenste
kamertemperatuur in. De kamerthermostaat zet
de verwarming volledig uit zodra de ingestelde
temperatuur is bereikt. Als de temperatuur onder
de ingestelde temperatuur daalt, zal de verwarming
automatisch zelf opnieuw inschakelen.
►►10.2. MODELLEN MET
KAMERTHERMOSTAAT GEÏNSTALLEERD OP
HET BEDIENINGSPANEEL:
(ZIE FIG. 10)
Wanneer u bij modellen met kamerthermostaat
geïnstalleerd op het bedieningspaneel aan de
knop (B) draait, begint de gewenste temperatuur
enkele seconden op het display (A) te knipperen,
daarna verschijnt de kamertemperatuur op het
display. Wanneer de knop (B) helemaal naar rechts
wordt gedraaid,verschijnt “CH” op het display (A);
daarna werkt de verwarming continu.
►►10.3. MODELLEN VOORAF INGESTELD
VOOR EEN KAMERTHERMOSTAAT OP
AFSTAND EN KAMERTHERMOSTAAT
GEÏNSTALLEERD OP HET
BEDIENINGSPANEEL:
(ZIE FIG. 9-10)
Bij modellen die vooraf ingesteld zijn voor
een kamerthermostaat op afstand en een
kamerthermostaat
geïnstalleerd
op
het
bedieningspaneel, verwijdert u de afdekking
verbonden met de verwarming (ZIE A FIG. 9) en
sluit u de thermostaat aan (ZIE B FIG. 9) (optie).
Voor een correcte werking van de verwarming
draait u de knop helemaal naar rechts (ZIE B FIG.
10), op het display (ZIE A FIG. 10) verschijnt “CH”;
daarna stelt u de gewenste temperatuur in op de
kamerthermostaat op afstand.
en
it
de
es
fr
nl
pt
da
fi
no
sv
pl
ru
cs
hu
sl
tr
hr
lt
lv
et
ro
sk
bg
uk
bs
el
zh