93
(1)
(2)
HET BRANDSTOFFILTER REINIGEN
WAARSCHUWING: STRENG VERBODEN VOOR
ONTBRANDBARE MATERIALEN
Controle- en reinigingsinterval: Maandelijks (iedere 50 bedrijfsuren)
Zuigkop in brandstoftank
Controleer het brandstof
fi
lter (1) regelmatig. Om het brandstof
fi
lter te
controleren, volgt u de onderstaande stappen:
(1) Verwijder de brandstoftankvuldop en tap de brandstof af totdat de
brandstoftank leeg is. Controleer de binnenkant van de brandstoftank op
eventuele vreemde stoffen. Als u iets vindt, verwijdert u dit.
(2) Gebruik een draadhaak om de zuigkop uit de brandstofvulopening te
trekken.
(3) Als het brandstof
fi
lter enigszins verstopt is, reinigt u het. Om het te reinigen, schudt u het en tikt u ertegen in de brandstof. Om beschadiging
te voorkomen, knijpt u het niet uit en wrijft u er niet over. De brandstof die is gebruikt voor het reinigen moet worden weggegooid volgens de
methode aangegeven in de regelgeving van uw land.
Als het brandstof
fi
lter hard of ernstig verstopt is, vervangt u het.
(4) Na het controleren, reinigen of vervangen, steekt u het brandstof
fi
lter op de brandstofslang (2) en zet u hem vast met behulp van de
slangklem (3). Duw het brandstof
fi
lter helemaal naar de bodem van de brandstoftank.
Een verstopt of beschadigd brandstof
fi
lter kan leiden tot onvoldoende brandstoftoevoer en minder motorvermogen. Vervang het brandstof
fi
lter
ten minste iedere drie maanden om verzekerd te zijn van een goede brandstoftoevoer naar de carburateur.
DE BRANDSTOFLEIDING VERVANGEN
LET OP: STRENG VERBODEN VOOR ONTBRANDBARE
MATERIALEN
Controle- en reinigingsinterval: Dagelijks (iedere 10 bedrijfsuren)
Vervanging: Jaarlijks (iedere 200 bedrijfsuren)
Vervang de brandsto
fl
eiding (1) ieder jaar, ongeacht de gebruiksfrequentie.
Brandsto
fl
ekkage kan brand veroorzaken.
Als tijdens de inspectie een lekkage wordt gevonden, vervangt u de
brandsto
fl
eiding onmiddellijk.
DE BOUTEN, MOEREN EN SCHROEVEN
INSPECTEREN
Draai losse bouten, moeren, enz., weer vast.
–
Controleer op brandstof- en olielekkage.
–
Controleer of de brandstofvuldop en olievuldop goed vastgedraaid zijn.
–
Vervang beschadigde onderdelen door nieuwe voor een veilig gebruik.
–
DE ONDERDELEN REINIGEN
Houd de motor altijd schoon.
–
Houd de koelribben van de cilinder vrij van stof en vuil. Stof en vuil dat zich tussen de koelribben ophoopt, zal leiden tot het vastlopen van de
–
zuiger.
DE AFDICHTINGEN EN PAKKINGEN VERVANGEN
Nadat de motor uit elkaar is gehaald, moeten bij het weer in elkaar zetten altijd de afdichtingen en pakkingen worden vervangen door nieuwe.
Alle onderhouds- of aanpassingswerkzaamheden die niet in deze gebruiksaanwijzing zijn beschreven, mogen alleen worden uitgevoerd door
erkende servicecentra.
0,7 mm t/m 0,8 mm
(0,028” - 0,032”)
DE BOUGIE CONTROLEREN
Gebruik alleen de bijgeleverde moersleutel om de bougie te verwijderen of te
–
monteren.
De afstand tussen de twee elektroden van de bougie moet 0,7 tot 0,8 mm
–
(0,028” - 0,032”) bedragen. Als de afstand te groot of te klein is, moet u deze
aanpassen. Als de elektroden van de bougie verstopt of vervuild zijn, moet u
deze grondig schoonmaken of de bougie vervangen.
LET OP: Raak de bougiekap nooit aan terwijl de motor draait (gevaar van
elektrische schok door hoogspanning).
HET TANDWIELHUIS SMEREN
Breng elke 30 uren smeervet (Shell Alvania 3 of gelijkwaardig) aan in het
–
tandwielhuis (1) via de smeeropening (2). (Origineel MAKITA-smeervet kan
worden aangeschaft bij uw MAKITA-dealer.)
(1)
(2)
(3)
(1)