
68 | nEDErlanDS
•
Wordt aan de perszijde een slang gebruikt, dan moet
deze voor gebruik met schoon water worden door-
gespoeld, zodat afzettingen niet tot verstoppingen
leiden
•
Controleren of toebehoren, leidingenstelsel, ophang-
voorziening stevig en correct vastzitten
•
Controle van aanwezige niveauregelingen of droog-
loopbeveiliging
5.5. Elektrisch systeem
Bij de aanleg en keuze van elektrische leidingen en bij het
aansluiten van de motor moeten de relevante plaatselijke
en VDE-voorschriften worden nageleefd. De motor moet
door een motorbeveiligingschakelaar worden beschermd.
Laat de motor volgens het schakelschema aansluiten. Let
op de draairichting! Bij verkeerde draairichting levert de
machine niet het aangegeven vermogen en kan er onder
ongunstige omstandigheden schade ontstaan.
Gevaar door elektrische stroom!
Door ondeskundige omgang met stroom bestaat le-
vensgevaar! Alle pompen met vrije kabeluiteinden
moeten door een elektricien worden aangesloten.
5.6. Draairichting
Bij eenfasemotoren is een controle van de draairichting
niet noodzakelijk, omdat deze altijd met de juiste draai-
richting draaien. Bij driefasenmotoren moet de draairich-
ting voor de inbedrijfstelling worden gecontroleerd. Bij
toepassing van een HOMA-schakeltoestel met draairich-
tingscontrolemelding licht deze bij verkeerde draairichting
op. De controle kan plaatsvinden door de startschok te
observeren. Hiertoe de pomp verticaal, iets op de rand op
de grond zetten en kort inschakelen. Van bovenaf gezien
schokt de pomp bij de juiste draairichting iets tegen de
klok in.
De pomp heeft de juiste draairichting als deze zich tegen
de klok in beweegt, omdat de motor van bovenaf gezien
met de klok mee draait. Bij reeds geïnstalleerde pompen
vindt de controle van de juiste draairichting plaats door
de opvoerhoogte en het debiet bij verschillende draairich-
tingen te vergelijken. De draairichting met de grootste
opvoerhoogte en het grootste debiet is de juiste draairich-
ting.
Bij verkeerde draairichting moeten 2 fasen van de netaan-
sluiting worden omgewisseld. De pompen worden stan-
daard met CEE-netstekker geleverd.
De faseverwisseling vindt plaats door de ronde borgplaat
aan de stekkerpolen met een schroevendraaier 180° te
draaien.
De aangegeven pomp- en vermogensgegevens worden
alleen bereikt als er een rechtsdraaiend draaiveld aanwe-
zig is. De machine is niet geconfigureerd voor bedrijf op
een linksdraaiend draaiveld.
5.7. Motorbeveiliging
De minimale eis is een thermisch relais/motorbeveiliging-
schakelaar met temperatuurcompensatie, differentiaaluit-
schakeling en blokkering tegen herinschakeling volgens
VDE 0660 resp. overeenkomstige nationale voorschriften.
Worden de machines aangesloten op stroomnetten waar-
in regelmatig storingen optreden, dan adviseren wij extra
beveiligingssystemen in te bouwen (bijv. overspannings-,
onderspannings- of faseuitvalrelais, bliksembeveiliging,
etc.). Bij het aansluiten van de machine moeten de plaat-
selijke en wettelijke voorschriften worden nageleefd.
Eenfasemotor
Pompen met 230 V/eenfasemotoren hebben een scha-
keltoestel met motorbeveiligingschakelaar en bedrijfs-
condensator. Bij toepassing van andere schakeltoestellen
moet bij de configuratie van de motorbeveiligingschake-
laar worden gelet op de nominale stroom van de motor.
Bij de FW-TP4/1 moet een condensator met 30µF worden
gebruikt.
Driefasenmotoren
Pompen met driefasenmotoren hebben standaard een
schakeltoestel met motorbeveiligingschakelaar. Bij toe-
passing van andere schakeltoestellen moet bij de configu-
ratie van de motorbeveiligingschakelaar worden gelet op
de nominale stroom van de motor (zie typeplaatje).
5.8. Inschakelwijzen
Inschakelwijzen met stekker/schakeltoestellen
Stekker in de daartoe bestemde contactdoos steken en
de in-/uitschakelaar op het schakeltoestel bedienen.
5.8.1. Na het inschakelen
De nominale stroom wordt bij het opstartproces geduren-
de korte tijd overschreden. Na beëindiging van dit proces
mag de bedrijfsstroom de nominale stroom niet meer
overschrijden. Wanneer de motor na het inschakelen niet
meteen start, moet de machine onmiddellijk worden uit-
geschakeld. Voordat er een nieuwe inschakeling plaats-
vindt, moeten de schakelpauzes volgens de Technische
gegevens worden aangehouden. Als de storing zich op-
nieuw voordoet, moet de machine onmiddellijk weer wor-
den uitgeschakeld. Een nieuwe inschakelpoging mag pas
worden gestart als de fout is verholpen.
De volgende punten moeten worden gecontroleerd:
•
Bedrijfsspanning (toegestane afw/- 5% van de
nominale spanning)
•
Frequentie (toegestane afwijking -2% van de nomi-
nale frequentie)
•
Stroomverbruik (toegestane afwijking tussen de fa-
sen max. 5%)
•
Spanningsverschil tussen de verschillende fasen
(max. 1%)
•
Schakelfrequentie en -pauzes (zie Technische gege-
vens)
•
Binnendringen van lucht bij de toevoer, evt. moet er
een stootplaat worden aangebracht
•
Minimale afdekking door water, niveauregeling,
droogloopbeveiliging
•
Rustige loop
•
Op lekkages controleren, evt. de nodige stappen on-
dernemen volgens hoofdstuk “Onderhoud”
Содержание FW-TP 4/1
Страница 37: ...English 37 Notizen Notes...
Страница 57: ...FrancAIS 57 Notizen Notes...