32
7
Plafond
Plafond
5.Inbedrijfstelling
5.1 Activering
Aanwijzing
De rookmelder moet voor het gebruik worden geactiveerd.
•
Teneinde de rookmelder te activeren de rode batterijpen
uit de behuizing trekken. Zolang de batterijpen in de
behuizing is gestoken is de rookmelder gedeactiveerd.
•
Controleer daarna de werking door de
TEST
-knop
ingedrukt te houden. Er dient binnen één seconde een
signaaltoon te weerklinken.
OFF
ON
OFF
ON
8
Rode batterijpen - UIT
Batterijpen na het
installeren
•
Als er bij het indrukken van de
TEST
-knop geen signaal-
toon klinkt, dan is de rookmelder
niet geactiveerd!
Herhaal de activering
totdat de rookmelder correct op
de test reageert!
Na een succesvolle activering en bij een juiste werking
knippert de
LED
om de 344 sec.
5.2 Montage van de rookmelder
•
Bevestig de rookmelder op de op de montageplaats aan-
gebrachte basisplaat door de haakjes in de daarvoor be-
doelde openingen te steken en de rookmelder vervolgens
met de wijzers van de klok mee (rechtsom) te draaien.
•
Controleer of de rookmelder stevig op de basisplaat is
bevestigd.
•
Na het installeren moet de rookmelder op de goede
werking worden gecontroleerd. Druk hiervoor op de
TEST
-knop. Er klinkt een signaaltoon.
•
Als er geen signaaltoon klinkt, dan herhaalt u de active-
ringsprocedure zoals in
5.1. Activering
is beschreven.
6.Gebruik en werking
6.1 Het vluchtplan (aanbeveling)
•
Bespreek en creëer samen met uw familie en/of medebe-
woners een vluchtplan.
•
Plan, indien mogelijk, tevens alternatieve vluchtroutes
omdat een brand de standaard routes kan blokkeren.
•
Demonstreer aan uw familie en/of medebewoners het
alarm van de rookmelder (zie
7.2. Alarmsimulatie
) en
controleer dat iedereen weet, wat zij in het geval van
alarm moeten doen.
•
Controleer tevens dat uw kinderen in staat zijn een geval
van alarm te herkennen en dat zij zichzelf in veiligheid
kunnen brengen.
•
Bepaal een plaats buiten het huis als verzamelpunt in
geval van een alarm.
•
Oefen eventueel regelmatig de handelswijze in geval van
alarm. De oefening helpt uw familie en/of medebewo-
ners in het geval van alarm het huis snel en gediscipli-
neerd te verlaten.
6.2 Alarmgeval
•
In het geval van alarm – zodra de rookmelder verbran-
dingsdeeltjes detecteert of bij het uitvoeren van de
simulatie (zie
7.2. Alarmsimulatie
) – knippert de
LED
eenmaal per seconde en klinkt er een alarmsignaal.
•
Het alarm blijft actief totdat de rookmelder geen
verbrandingsdeeltjes meer in de lucht detecteert of u, in
het geval van een valse alarmmelding, de mute-modus
activeert (zie
6.5. Mute-modus
) of de alarmsimulatie
beëindigt.
Waarschuwing
Het afgaan van het alarm vereist te allen tijde uw directe
aandacht en het nemen van adequate maatregelen!
6.3 Gedrag in het geval van alarm (aanbeveling)
Red uzelf en anderen
•
Blijf rustig!
•
Waarschuw andere familieleden en/of medebewoners!
•
Verlaat nu direct het huis en sluit alle deuren en ramen
van uw vluchtroute – voor zover dat zonder gevaar
mogelijk is – om het uitbreiden van rook en brand te
vertragen.
•
Ga na het verlaten van het huis naar de afgesproken
verzamelplaats en controleer of alle personen het huis
hebben verlaten.