47
NEDERLANDS
6 NAMEN EN FUNCTIES VAN ONDERDELEN
(1) Voorpaneel
q
Spanningstoets (
™
ON/STANDBY
¡
OFF)
• Wanneer u op de toets drukt en op “ON
™
” zet,
wordt het toestel ingeschakeld en beginnen de
indicator en het display te branden. Het geluid
wordt na het inschakelen enkele seconden
gedempt.
• Wanneer u opnieuw op de toets drukt en hem op
“OFF
¡
” zet, wordt het toestel uitgeschakeld.
• De kleur van de indicator verandert naar gelang
van de modus, te weten:
✻
De dempingsfunctie wordt gedurende enkele
seconden ingeschakeld zodra de netschakelaar
van het toestel op ON (
™
) wordt gezet of
wanneer het toestel met behulp van de
afstandsbediening van stand-by wordt gehaald. De
LED knippert rood tijdens de dempingsstand,
houdt vervolgens op met knipperen en blijft
branden zodra het toestel opnieuw kan worden
bediend.
✻
Als de indicator oranje is en knippert (snel):
Het beveiligingscircuit is ingeschakeld.
Als dit gebeurt, zet de spanningstoets op “OFF
¡
” zodat de indicator wordt uitgeschakeld, en
controleer vervolgens de invoer- en
uitvoeraansluitpunten op het achterpaneel.
Controleer vooral de luidsprekersnoeren op
kortsluiting. Schakel het toestel opnieuw in zodra
alle aansluitingen correct zijn gemaakt. (Wacht ten
minste 10 seconden nadat u het toestel hebt
uitgeschakeld alvorens u het opnieuw inschakelt.)
• Wanneer de PMA-201SA in een systeem met de
201SA-reeks is aangesloten, schakelt u de
spanning voor het volledige systeem in/uit met de
spanningstoets van de PMA-201SA. Wanneer de
spanning van de PMA-201SA wordt ingeschakeld,
wordt de spanning van alle aangesloten
systeemtoestellen ook ingeschakeld.
✻
De PMA-201SA krijgt stroom, zelfs in de standby-
modus (laag stroomverbruik).
w
PHONES (Aansluitbus voor koptelefoon)
•
Sluit een koptelefoon (niet meegeleverd) aan op
deze aansluitbus als u naar muziek wilt luisteren
maar uw huisgenoten niet wilt storen.
•
Wanneer de stekker van de koptelefoon in de
aansluiting steekt, wordt het geluid van de
luidsprekers automatisch uitgeschakeld en u hoort
dus niets meer uit de luidsprekers.
e
REMOTE SENSOR (Ontvanger afstandsbediening)
Deze ontvanger ontvangt het infrarood-licht dat wordt
overgeseind vanuit de draadloze afstandsbediening.
Richt de draadloze afstandsbediening op de ontvanger
voor de bediening van het toestel.
r
Functiekiezer (FUNCTION)
• Verandert de invoerfunctie. Ook gebruikt om de modi
in te stellen die u met de modustoets hebt
geselecteerd. (Zie pagina 49 tot 50.)
t
Modustoets (MODE)
•
Hiermee stelt u de lage tonen, hoge tonen en het
balansniveau in. (Zie pagina 49, 50.)
•
Hiermee schakelt u de loudness-functie in of uit.
(Zie pagina 49.)
•
Hiermee stelt u het luidsprekersysteem in. (Zie
pagina 50.)
y
Display
Zie pagina 47.
u
SOURCE DIRECT (Brondirekt-schakelaar)
De regelaars (BASS, TREBLE, LOUDNESS en
BALANCE) (lage tonen, hoge tonen en balans) kunnen
worden gebruikt wanneer deze schakelaar in de stand
OFF staat.
In de stand ON worden bovenstaande regelaars
genegeerd en worden de signalen rechtstreeks naar het
volumeregelcircuit gezonden voor een klank van hoge
kwaliteit.
i
VOLUME (Volumeregelaar)
•
Deze regelaar wordt gebruikt om het volume van
beide kanalen te regelen.
Door de regelaar naar rechts te draaien verhoogt u
het volume en door naar links te draaien verlaagt u
het volume.
o
SIGNAL GND-aansluitpunt (aarding)
• Sluit hierop het aardingssnoer van de draaitafel
aan.
!0
INPUT-aansluitpunten (INPUTS)
Dit zijn de invoeraansluitpunten voor een cd-speler,
draaitafel, tuner, dvd of een ander
weergavecomponent.
•
AUX-2:
Hierop sluit u een videodeck of een ander
component aan.
!1
TAPE- en MD REC-aansluitpunten (REC)
• Opnameaansluitpunten (REC)
• Dit zijn uitvoeraansluitingen voor opname.
•
TAPE:
Hierop sluit u een cassettedeck aan.
•
MD:
Hierop sluit u een MD-recorder aan.
(2) Achterpaneel
!5
TAPE- en MD PLAY-aansluitpunten (PB)
• Weergaveaansluitpunten (PB)
OPMERKING:
• Deze klem wordt gebruikt om ruis te
onderdrukken wanneer een platenspeler enz.
is aangesloten.
De klem is niet volledig geaard.
(3) Display [
y
]
!6
Hoofddisplaydeel
•
Hier worden de functie, invoerprogrammabron,
enz. weergegeven.
•
Bij normale bediening wordt hier de
invoerprogrammabron weergegeven.
•
Wanneer u op de modustoets drukt, verschijnen
de verschillende functies achtereenvolgens op het
display.
Spanningsschake-
laar hoofdtoestel
ON (
™
)
OFF (
¡
)
Stand
hoofdtoestel
In werking
Demping
Stand-by
LED
Licht (groen)
Knippert (groen)
Licht (rood)
Uit
!2
Netsnoer
• Steek de stekker van het netsnoer in een
stopcontact.
!3
SPEAKER SYSTEMS-aansluitpunten
• Sluit hierop de luidsprekersystemen aan.
!4
Systeemconnectors
(SYSTEM CONNECTOR 1 en 2)
• Wanneer u de 201SA-reeks in een systeem
aansluit, moet u deze connectors op de
systeemconnectors van andere
systeemcomponenten aansluiten.
(Gebruik de systeemsnoeren die bij de andere
componenten werden geleverd.)
2
Met de bijgeleverde afstandsbediening (RC-906) kunt u de belangrijkste functies gebruiken van de toestellen van de
201SA-reeks die met systeemaansluitingen zijn aangesloten. Deze afstandsbediening kan niet met andere
componenten worden gebruikt.
Sommige functies werken mogelijk niet met een systeemafstandsbediening. Gebruik in dit geval de
afstandsbediening die bij het component wordt geleverd.
7 SYSTEEMAFSTANDSBEDIENING
(1) Inleggen van batterijen
q
Verwijder het deksel op de achterkant van de
afstandsbediening.
w
Leg twee R03/AAA-batterijen in de aangegeven
richting in het batterijencompartiment.
e
Plaats het deksel terug.
Opmerkingen betreffende batterijen
• Gebruik batterijen van het type R03/AAA in de
afstandsbediening.
• De batterijen moeten normaal eenmaal per jaar door
nieuwe worden vervangen, maar dit hangt af van de
gebruiksfrequentie.
• Vervang de batterijen door nieuwe als het toestel
niet werkt wanneer het van dichtbij met de
afstandsbediening wordt bediend, ook als de
batterijen minder dan één jaar oud zijn. (Met de
bijgeleverde batterij kunt u alleen controleren of
alles werkt. Vervang de batterij zo gauw mogelijk)
• Leg de batterijen in de juiste richting in, zoals
aangegeven door de “
<
” en “
>
” aanduidingen in
het batterijvak.
• Om beschadiging of lekken van batterijvloeistof te
voorkomen:
• Een nieuwe batterij niet samen met een oude
gebruiken.
• Geen twee verschillende soorten batterijen
gebruiken.
• Batterijen nooit kortsluiten, uit elkaar nemen,
opwarmen of in het vuur gooien.
• Neem de batterijen uit de afstandsbediening als u
van plan bent deze gedurende lange tijd niet te
gebruiken.
• Als er vloeistof uit de batterijen is gelekt, moet u het
batterijvak grondig schoonmaken en nieuwe
batterijen inleggen.