R735 • www.consort.be
15 / 36
Relais
1.
Druk op
SET
tot [SEt rEC] op de aflezing verschijnt en druk op
CAL
.
2.
Op de aflezing verschijnt b.v. [r1=PH.Hi], [r1=PH.Lo], [r1=ALrM]...enz. Kies de
gewenste instelling en druk telkens op
CAL
.
3.
Het toestel toont de tijd (s) waarna de relais in werking moeten treden
wanneer één van de ingestelde niveaus wordt overschreden, b.v. [r1.dt=120].
Stel de gewenste tijd voor de relais in en druk op
CAL
.
Alarm
1.
Druk op
SET
tot [SEt ALArM] op de aflezing verschijnt en druk op
CAL
.
2.
Op de aflezing verschijnt b.v. [ALrM PH], [ALrM MV], [ALrM EC]...enz. Kies de
gewenste instelling en druk op
CAL
.
3.
Op de aflezing verschijnt [AL.= on] of [AL.= OFF]. Kies de gewenste instelling
en druk op
CAL
.
4.
Op de aflezing verschijnt b.v. [AL:=6.00][LoW]. Kies de gewenste minimum
waarde en druk op
CAL
.
5.
Op de aflezing verschijnt b.v. [AL.=8.00][HiGH]. Kies de gewenste maximum
waarde en druk op
CAL
.
6.
De aflezing toont de hysteresis tussen de AAN- en UIT-stand van de relais, b.v.
[AL.=0.10][HySt]. Stel de gewenste hysteresis in en druk op
CAL
.
Specifieke voorzieningen
1.
Druk op
SET
tot [SEtUP] op de aflezing verschijnt en druk op
CAL
.
2.
Men kan nu kiezen tussen [bEEP on] of [bEEP OFF]. Beslis of de zoemer al dan
niet moet werken bij aanraking van het toetsenbord. Druk op
CAL
.
3.
Men kan nu kiezen tussen [ScAn on] of [ScAn OFF]. Beslis om al dan niet al dan
niet de alternerende mode te starten en druk op
CAL
.
De aflezing toont dan
alternerend de ingestelde meetbereiken van alle kanalen met een interval van
ongeveer 4 s. Wanneer men in deze functie op
drukt worden alle waar-
den van de gekozen kanalen afgedrukt.
4.
Op de aflezing verschijnt b.v. [br=2400]. Stel de gewenste baudwaarde
(150...4800 b/s) in en druk op
CAL
.
5.
Op de aflezing verschijnt b.v. [rS=120]. Kies het gewenste tijdinterval (0...9999
s) tussen de verstuurde gegevens (RS232). Bij niet gebruik, stel in op nul. Druk
op
CA
L.
6
. Op de aflezing verschijnt b.v. [Id.no=5]. Het instrument kan worden geïdenti-
ficeerd door b.v. een computer wanneer er een specifiek nummer aan toege-
wezen is. Kies het gewenste identificatie (0...999) nummer voor uw toestel en
druk op
CA
L. Stel in op nul indien niet relevant.
7.
Op de aflezing verschijnt [Code on], [Code OFF] of [Code CAL]. Beslis of de
toegang tot het instrument moet gebeuren door een code in te voeren ja (on)
dan nee (off). Kies [Code CAL] om uw persoonlijke code in te geven om onge-
wenste toegang tot het toestel te vermijden. Op de aflezing verschijnt [E=---
--] terwijl [=] knippert. Geef uw geheime volgorde van 5 toetsen in. Druk op
CAL
.
mV-meting
1.
Kies het mV-bereik met
MODE
. Op de aflezing wordt de gemeten mV onmid-
dellijk aangeduid volgens de voorgaande ijking. Druk op
CAL
om opnieuw te
ijken.
2.
Dompel de elektroden in een ijkoplossing van gekend potentiaal.
3.
Op de aflezing verschijnt b.v. [MV=476.3]. Stel de juiste waarde in en druk
terug op
CAL
of druk op
RES
om naar absolute potentialen terug te keren.
4.
Reinig de elektroden met gedistilleerd water, dompel ze in de meetoplossing
en lees het potentiaal op de meter af.
5.
Na gebruik de elektroden steeds met gedistilleerd water reinigen en vervol-
gens in een 3...4 M KCl oplossing bewaren.